Maak kennis met Rik Vosters

1. Wat is jouw functie?

Ik doceer Nederlandse taalkunde en historische sociolinguïstiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Momenteel ben ik daar ook voorzitter van het department Linguistics and Literary Studies, dat onder andere de opleidingen Taal- en Letterkunde en Toegepaste Taalkunde verenigt. Daarnaast ben ik ook coredacteur van het Journal of Historical Sociolinguistics, een vaktijdschrift in mijn studiegebied, en ben ik actief als lid van de kerngroep van het Vlaams Talenplatform.  

2. Waarom vind je het belangrijk om je in te zetten voor de Raad / de Taalunie?

Het werk van de Taalunie is belangrijk op allerlei terreinen. Maar de ondersteuning die ze biedt voor de studie van het Nederlands, op alle niveaus, zowel binnen als buiten het taalgebied, is volgens mijn cruciaal. Het belang van moedertaal en vreemde talen, al van kindsbeen af, mag niet worden onderschat: dat erkent iedereen, maar toch boeren we vrolijk achteruit. In een tijd waarin talenstudies met een imagoprobleem en dalende instroom kampen, moet de Taalunie mee haar schouders zetten onder een grote relance. Daar staan gelukkig ook heel wat mooie plannen voor in de steigers, want de wereld heeft nood aan goed opgeleide taalexperten met een scherpe pen, een kritische geest en zin voor nuance.

3. Waarom is het Nederlands belangrijk voor jou en voor de sector waarin je werkt?

Aan de universiteit is een doorgedreven beheersing van het Nederlands van enorm belang, niet enkel voor de neerlandici aan wie ik doceer, maar voor alle studenten. Een goede beheersing van de taal is de basis voor een goed begrip van de materie. Maar tegelijkertijd mogen we dat Nederlands niet verengen tot een artificieel standaardtaalideaal dat mensen associëren met opgeheven vingertjes en de geur van mottenballen. Vertrekken vanuit de (meer)talige repertoires van jongeren als opstap naar meer is cruciaal: een flinke dosis ‘goesting’ in taal in al haar rijkdom en verschijningsvormen moet als fundament voor verrijking en verdieping zorgen. 

4. Wat is voor jou het mooiste woord in het Nederlands en waarom?

Geen één woord, maar een categorie woorden. Ik ben een enorme fan van volksetymologie: nieuwvormingen die ontstaan doordat taalgebruikers de herkomst van de woorden niet meer doorzien en er zelf — foutief maar plausibel — bestaande woorden in gaan herkennen. Neem nu ’scheurbuik’. De naam voor die aandoening was in het Middelnederlands ‘schorbuck', dat eigenlijk op het Scandinavische ‘skyrbjúgr’ teruggaat. We herkennen daar ‘skyr' in, dat vandaag de dag nog steeds een bekend soort kwark uit IJsland is, en ‘bjúgr’ wijst op een ontstekingsgezwel. De Scandinaven dachten dus dat het een ontstekingsziekte was die je kreeg door te veel ’skyr’ te eten, zoals zeelieden destijds deden. Maar al heel vroeg werd dat ‘schorbuck' in het Nederlands door volksetymologie gezien als ’scheurbuik’, omdat men er de woorden ’scheur’ en ‘buik’ in meende te herkennen. Dialectisch is het plaatje nog mooier, want dan kom je zelf ’scheurbot’ of ’scheurbek’ tegen. Kinderen zijn in hun zoektocht naar betekenis trouwens ook heel vlijtige volksetymologen. Onlangs kwam mijn zoontje Oscar (4) met ‘handboeven’ op de proppen, en in de lente was hij gefascineerd door de bijen in de tuin die ’snuifmeel’ verzamelden. Prachtig, toch!