Taalunie en taalbeleid
De Taalunie zet zich als beleidsorganisatie in voor het versterken van de positie van het Nederlands. Zowel binnen als buiten het taalgebied.
Door mondialisering en digitalisering is de positie van een middelgrote taal als het Nederlands niet meer vanzelfsprekend. Vooral de invloed van het Engels is groot. Daardoor bestaat het risico dat het Nederlands aan belang inboet in cruciale maatschappelijke domeinen als wetenschap, economie, innovatie en onderwijs.
Taalbeleid
Wij willen ervoor zorgen dat het Nederlands een volwaardige taal blijft die in alle maatschappelijke domeinen wordt gebruikt. Hiervoor is taalbeleid vereist. De overheid heeft daarin een belangrijke taak. De Nederlandse, Vlaamse en Surinaamse overheid hebben hun verantwoordelijkheid voor het Nederlands toevertrouwd aan de Taalunie. Met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Eén grensoverschrijdende organisatie die het hele taalgebied verbindt.
Taalbeleid is het nemen van maatregelen om o.a.:
- het gebruik van een taal of meer talen te beïnvloeden
- om het onderwijs in die taal te bevorderen
- om de taal vast te leggen en eventueel normen voor te schrijven
- om de rechten van bepaalde groepen op het behoud en het gebruik van hun eigen taal te waarborgen.
Maatregelen zijn bijvoorbeeld wetten, subsidies of bewustwordingscampagnes.
De Taalunie stelt de officiële spelling van het Nederlands vast en stelt deze beschikbaar via Woordenlijst.org. Het wettelijk voorschrijven ervan voor overheid en onderwijs gebeurt door de overheden van Nederland, Vlaanderen en Suriname via hun eigen wet- en regelgeving. De Taalunie laat ook de normen van de standaardtaal beschrijven en stelt deze ter beschikking via Taaladvies.net. Deze normen worden niet wettelijk voorgeschreven. Het gaat om adviezen om bijvoorbeeld de taal zorgvuldig te gebruiken.
Onze spelling werd rond 1860 ontworpen door Matthias de Vries en Lammert te Winkel, de eerste redacteuren van het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Ze werd in België officieel ingevoerd in 1864, en in Nederland sinds 1883 gebruikt voor officiële teksten. Deze spelling werd in 1934 alleen voor Nederland vereenvoudigd voor het onderwijs. De vereenvoudiging noemen we de spelling-Marchant.
Eerste aanpassing
In 1946 (België) en 1947 (Nederland) kwam de eerste aanpassing voor het algemene gebruik. Toen werd onder meer de -sch op het eind van woorden als mensch afgeschaft, en werden de lange klinkers ee en oo in open lettergrepen als e of o geschreven. In 1954 werd het Groene Boekje uitgegeven als uitwerking van deze spelling. Dit boekje bevatte voor bastaardwoorden een 'voorkeurspelling' en een alternatieve 'toegelaten spelling'.
Spellingwijziging van 1995
De volgende spellingwijziging was die van 1995. Toen werd de voorkeurspelling afgeschaft en kwamen er nieuwe regels voor de tussenklank -e(n)- in samenstellingen. De ministers van de Nederlandse Taalunie besloten bovendien dat er om de tien jaar een herziene uitgave van de Woordenlijst zou komen om de continuïteit en bruikbaarheid van de bestaande officiële spelling te waarborgen.
Laatste aanpassing in 2005
In 2005 verscheen de tweede, herziene editie van de Woordenlijst van 1995. De officiële voorschriften uit 1995-1996 bleven van kracht. Er is wel één belangrijk verschil tussen de Woordenlijst van 1995 en de herziene editie van 2005. Bij de regels voor de tussenklank -e(n)- in samenstellingen kwam in 2005 de uitzondering voor samenstellingen met een dierennaam als eerste deel en een plantkundige aanduiding als tweede woord te vervallen. Paardebloem werd dus paardenbloem.
Het al dan niet actief hulp verlenen aan nieuwkomers bij het leren van Nederlands, is een keuze die de overheden zelf maken. Nederland en Vlaanderen (België) gaan hier enigszins anders mee om. De Taalunie brengt hun verschillende aanpakken in kaart en bij elkaar om die onderling uit te kunnen wisselen en van elkaar te kunnen leren.
Standaardtaal, meertaligheid en taalvariatie
Onder Standaardnederlands verstaan we: de taal die algemeen bruikbaar is in het openbare leven, bijvoorbeeld in bestuur, rechtspraak, onderwijs, media en bedrijfsleven. Tot de standaardtaal behoren alle woorden, constructies, uitdrukkingen en uitspraakvormen die men in principe zonder problemen kan gebruiken in contacten met mensen buiten de eigen vertrouwde omgeving. De termen standaardtaal, Standaardnederlands en AN (Algemeen Nederlands) betekenen hetzelfde.
Vastlegging in naslagwerken
Een standaardtaal wordt vastgelegd in naslagwerken zoals woordenboeken en grammatica's. Ze wordt gebruikt door de media, de staat en het onderwijs. Het is een norm, die wordt uitgedragen door leraren en taaladviseurs.
Variatie binnen het Nederlands
Binnen het Standaardnederlands is er ook variatie. Naast het Standaardnederlands, zijn er variëteiten die voor andere doelen of in een andere omgeving geschikt zijn: de dialecten of streektalen, jongerentaal en straattaal, chattaal en diverse vaktalen.
Enkele voorbeelden van woorden die typisch zijn voor een van de nationale variëteiten:
- Nederlands Nederlands
vluchtstrook = pechstrook
- Belgisch Nederlands
frigo = koelkast/ijskast
beenhouwer = slager
- Surinaams Nederlands
schuier = tandenborstel
regeringstopper = topman of topvrouw
Standaardtaal en geografische variatie
In discussies over wat correct Nederlands is, worden vaak termen als standaardtaal, Standaardnederlands en Algemeen (Beschaafd) Nederlands gebruikt. Wat betekenen deze begrippen eigenlijk? Hoe verhouden geografisch beperkte taalvarianten zich tot de standaardtaal? Wie bepaalt wat er tot de standaardtaal behoort en wat niet? En welke termen en begrippen gebruiken we op Taaladvies.net?
De Taalunie zet zich in de eerste plaats in voor het Standaardnederlands, maar wil dat andere variëteiten van het Nederlands en andere talen binnen de samenleving evenzeer waardering krijgen en goed kunnen worden gebruikt.
Meertaligheid is een realiteit, ook in Nederland en Vlaanderen. Dat roept vragen op over de positie van het Nederlands.
Deskundigen gaan uit van 28 dialecten, die ze grofweg indelen in vijf groepen: het Hollands, het West-Vlaams en Zeeuws, het Oost-Vlaams en Brabants, het Limburgs, het Saksisch. Daarbij komt het Fries, maar dat wordt als een aparte taal beschouwd. Deze indeling is gebaseerd op verschillen en overeenkomsten in uitspraak, vormleer, zinsbouw en woordenschat. Maar ze blijft arbitrair. Je kunt ook stellen dat iedere gemeente haar eigen dialect heeft. Dialectsprekers horen het vaak meteen aan iemands taal wanneer die uit een dorp vijf kilometer verderop komt.
Ja, Nederlands en Vlaams zijn dezelfde taal. Wat niet wegneemt dat er verschillen bestaan tussen het Nederlands zoals dat in Nederland en het Nederlands zoals dat in Vlaanderen wordt gesproken, vooral in uitspraak en woordenschat. Maar verschillende taalvariëteiten en verschillen in taalgebruik bestaan er ook binnen het Nederlands van Nederland en binnen het Nederlands van Vlaanderen.
Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie
Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw werken Nederland en België of Vlaanderen meer en meer samen op het gebied van het Nederlands. In 1980 sloten Nederland en België het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie. Dit verdrag beoogt de 'integratie van Nederland en de Vlaamse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin'.