De Taalunie ondersteunt onderzoekers in de neerlandistiek en biedt hen de mogelijkheid hun werk te verdiepen in een Nederlandstalige context. Dankzij een onderzoeksbeurs van de Taalunie kon Andreas Krogull, onderzoeker en docent Nederlandse taalkunde aan de Universität Zürich, een archiefreis maken door Noordwest-Duitsland. Deze reis maakte deel uit van zijn habilitatieproject, waarin hij meertalige praktijken en taalcontact in het Nederlands-Duitse grensgebied onderzoekt. In dit interview vertelt hij hoe de beurs zijn onderzoek heeft versterkt en welke bijdrage zijn werk levert aan de neerlandistiek.
Kun je kort jouw onderzoeksproject beschrijven? Wat was je doel en welke resultaten heb je bereikt?
Eerder dit jaar ontving ik een Taalunie-onderzoeksbeurs voor een archiefreis door Noordwest-Duitsland. Die reis maakte deel uit van mijn lopende habilitatieproject aan de Universität Zürich, waarin ik meertalige praktijken en taalcontact in het Nederlands-Duitse grensgebied onder de loep neem, met name in de achttiende en negentiende eeuw. Dat doe ik vanuit een historisch-sociolinguïstische invalshoek, en daarvoor maak ik gebruik van handgeschreven en minder formele archiefbronnen (bijvoorbeeld egodocumenten). In een eerdere fase van mijn onderzoek had ik al aardig wat materiaal kunnen verzamelen in de noordoostelijke provincies van Nederland, vooral Groningse en Drentse familiearchieven. Maar om écht vanuit een grensoverschrijdend perspectief te kunnen vertrekken, vond ik het cruciaal om ook het archieflandschap in Noordwest-Duitsland te verkennen. Dat heb ik afgelopen zomer eindelijk kunnen doen. In juni bracht ik eerst een paar weken in Oost-Friesland door, waar ik verschillende archiefinstellingen bezocht in de steden Aurich, Emden en Leer. In juli deed ik nog aanvullend onderzoek in het Niedersächsisches Landesarchiv in Osnabrück.
Wat het project concreet heeft opgeleverd? Naast waardevolle inzichten en inspiratie voor publicaties en lezingen ook een paar duizend fotobestanden in de cloud. Gelukkig bleek mijn archiefreis bijzonder vruchtbaar. Ik vond veel privébrieven van meertalige families uit het grensgebied, familiekronieken, receptenboekjes, enzovoort. Eigenlijk precies het type materiaal dat ik hoopte te vinden en waarin (ook) het Nederlands werd gebruikt.
Hoe heeft de onderzoeksbeurs van de Taalunie jouw werk ondersteund? Welke struikelblokken kwam je tijdens je onderzoek tegen en hoe heeft de beurs je geholpen om deze te overwinnen?
De onderzoeksbeurs van de Taalunie heeft me in staat gesteld om mijn habilitatieproject een empirische boost te geven. Als historisch sociolinguïst heb ik substantiële hoeveelheden archiefmateriaal nodig, en deze beurs was een mooie kans om mijn dataset verder aan te vullen. Voor de internationale neerlandistiek, zeker voor de kleinere vakgroepen (zoals onze Arbeitsbereich Niederlandistik in Zürich), zijn de middelen relatief beperkt om zo’n onderzoeksreis van enkele weken of maanden in het buitenland te financieren.
Struikelblokken waren er natuurlijk ook, met name van praktische aard. Je kan nog zo voorbereid zijn en efficiënt te werk gaan, archiefonderzoek brengt altijd bepaalde uitdagingen met zich mee. Zeker in Duitsland, waar je als onderzoeker te maken krijgt met beperkte openingstijden en waar de digitalisering (ook van archiefinventarissen) nog steeds achterloopt.
Dankzij de onderzoeksbeurs kon ik ondanks alle beperkingen toch echt de archieven induiken. Want hoewel het in veel gevallen mogelijk is om potentieel interessante stukken al via de online-catalogi te identificeren, wordt het eigenlijk pas spannend als je in de studiezaal zit en de kans krijgt om de documenten ter plekke in te zien. Als taalkundige weet je bijna nooit van tevoren wat je kan verwachten.
Kun je een praktijkvoorbeeld geven van hoe jouw onderzoek heeft bijgedragen aan de neerlandistiek of het onderwijs Nederlands als Vreemde Taal?
In algemene zin hoop ik dat mijn onderzoek een bijdrage kan leveren aan de (groeiende) aandacht voor het Nederlands in meertalige contexten en meer specifiek de historische meertaligheid. In het kader van mijn project naar het Nederlands-Duitse grensgebied maak ik veel gebruik van nogal ondergewaardeerde archiefbronnen. Daarmee wil ik taalgebruikers van buiten de taalhistorische canon een plek geven in de geschiedschrijving. Handgeschreven bronnen zoals brieven laten zien hoe ‘gewone’ mensen tussen talen en schriftsystemen switchten, talen met elkaar vermengden of juist afzonderlijk naast elkaar gebruikten. Door de vele vormen van meertaligheid van toen beter zichtbaar te maken wil ik ook het hardnekkige narratief van een eentalige taalgeschiedenis een beetje bijstellen.
Een mooie gelegenheid om mijn voorlopige onderzoeksresultaten met een groter publiek te delen kreeg ik afgelopen augustus. Toen mocht ik tijdens het 22ste Colloquium Neerlandicum in Brussel, het wereldcongres van de neerlandistiek, een keynote geven over de rol van meertalige en mobiele taalgebruikers in de geschiedenis van het Nederlands. Maar ook in mijn colleges in Zürich maak ik graag gebruik van het archiefmateriaal dat ik heb ontdekt. Op die manier krijgen studenten niet alleen een inkijkje in wat hun docent in zijn onderzoekstijd doet, maar kunnen ze ook zien dat het alledaagse achttiende- en negentiende-eeuwse taalgebruik niet hetzelfde was als het Nederlands in gedrukte werken uit die tijd.
Hoe zie jij de toekomst van jouw onderzoek en de rol van het Nederlands in jouw vakgebied?
Ik verwacht dat thema’s als meertaligheid en taaldiversiteit de neerlandistiek de komende jaren zullen blijven verrijken, vanuit verschillende invalshoeken. Voor taalhistorisch onderzoek in het bijzonder denk ik dat de historische sociolinguïstiek ruimte kan creëren voor een meer inclusieve kijk op de geschiedenis van ‘het Nederlands’. Uiteindelijk gaat het mij niet zozeer om de studie van één geïsoleerd taalsysteem, maar om de taalgebruikers en hun daadwerkelijke taalpraktijken. En dat het taalgebruik uit mijn archiefbronnen in sommige gevallen niet zo makkelijk af te bakenen of te categoriseren valt, vind ik juist heel spannend. Empirische casestudy’s uit de neerlandistiek kunnen nieuwe theoretische en conceptuele inzichten opleveren voor een vakgebied als de historische sociolinguïstiek. Ook de onderzoeksgroepen in Brussel en Leiden zijn met boeiende projecten rond historische meertaligheid bezig. Maar ik hoop dat ook taalkundigen uit de Duitstalige en internationale neerlandistiek naar de archieven blijven gaan om meer ‘extramurale’ sporen van het historische Nederlands te vinden. Buiten de Lage Landen valt er nog zo veel te ontdekken.
Welke tips zou je geven aan andere onderzoekers die een onderzoeksbeurs overwegen aan te vragen?
Als het, zoals in mijn geval, gaat om ‘historisch veldwerk’ of archiefonderzoek in het buitenland, kan de onderzoeksbeurs een waardevolle ondersteuning bieden. Er bestaan uiteraard al prachtige corpora voor het historische Nederlands die men kan gebruiken, en er is de afgelopen jaren gelukkig het nodige gedigitaliseerd. Maar volgens mij heeft het opsporen van de minder voor de hand liggende of simpelweg vergeten bronnen een grote meerwaarde, omdat veel van dit soort materiaal buiten de grote digitaliseringsprojecten valt. Dus als je de kans krijgt om eigen archiefdata te verzamelen: vooral doen! De speurtocht alleen is al een hele ervaring, en ook een nuttige vaardigheid, maar met name het gevoel dat je een interessante vondst hebt gedaan, verveelt nooit. Je eigen dataset is ook iets waarmee je je kunt onderscheiden als onderzoeker in de neerlandistiek. Je levert je eigen bijdrage aan de taalgeschiedschrijving, weer een puzzelstukje erbij om het verleden beter te begrijpen.
Nederlands internationaal
De Taalunie wil de rol en meerwaarde van het Nederlands internationaal zichtbaar maken en beter benutten door het onderwijs, onderzoek en gebruik van de Nederlandse taal en Nederlandstalige cultuur te versterken en door internationale netwerken rond Nederlands verder uit te bouwen en met elkaar te verbinden. Studenten, docenten en onderwijsinstellingen, die buiten het taalgebied actief met het Nederlands bezig zijn, ontvangen verschillende vormen van steun. Verdere duurzame relaties komen er bijvoorbeeld door de juiste partners met elkaar in contact te brengen, door financiële ondersteuning van netwerken, gastdocenten, gastschrijvers, conferenties en projecten, maar ook door het toegankelijk maken van deskundigheidsbevordering, cursussen, toetsingsmogelijkheden en informatie over leermiddelen.
Meer informatie over het belang van het Nederlands internationaal.