
Wat was voor jullie de aanleiding om dit advies op te stellen?
“Taal is aan de ene kant vaak een troef om werk te vinden en om goed te functioneren op de werkvloer, maar aan de andere kant wordt het ook als een drempel gezien als die taalbeheersing er niet is. Daar zijn we ons allebei heel bewust van”, vertelt Lieve. “Aan het Instituut voor Levende Talen van de KU Leuven zie ik bijvoorbeeld heel wat anderstalige VDAB-studenten die lessen Nederlands volgen om een passend taalniveau te bereiken. Hun insteek is altijd werkgericht. Ook andere professionals hebben vaak een bepaald taalniveau nodig voor hun werk en volgen daarom lessen Nederlands. Enkele jaren geleden was ik ook al redacteur van het gelegenheidsnummer ‘Taal en Werk’ binnen de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde (KANTL). Toen had ik me ook al gerealiseerd dat de link tussen taal en werk complex en gelaagd was.”
Yasmien vult aan: “De combinatie van een krappe arbeidsmarkt en hardnekkige taaldrempels was voor ons een directe aanleiding. Hoewel de werkloosheid daalt, blijven vacatures langdurig openstaan, terwijl taalvaardigheid nog steeds een barrière is om aan het werk te komen. Dit leidt tot gemiste kansen voor de arbeidsmarkt, werkgevers, de samenleving en de burgers zelf. Door met elkaar in contact te komen, vooral ook op de werkvloer, worden talen aangeleerd. De samenleving heeft daar alleen maar baat bij: op het vlak van integratie, emancipatie én sociale cohesie.”

Wat is het doel van de adviestekst?
“We vinden het essentieel om in een steeds diverser arbeidslandschap een goed evenwicht te vinden tussen redelijke taaleisen en gerichte taalondersteuning, al dan niet op de werkvloer zelf”, legt Lieve uit. “De adviestekst baseert zich op wetenschappelijk onderzoek en biedt beleidsmakers, werkgevers en het maatschappelijke middenveld concrete handvatten om talentverlies te voorkomen en de sociale en economische integratie te versterken.”
Yasmien voegt toe: “Het advies wil urgentie creëren rond de impact van taal op werk bij beleidsmakers, werkgevers en academici. Daarnaast willen we bedrijven inspireren om hun aanwervings- en taalbeleid te herzien en inclusiever te maken.”
Welke knelpunten signaleren jullie op dit moment in de relatie tussen taalvaardigheid en toegang tot de arbeidsmarkt?
Lieve: “Er blijven aanzienlijke uitdagingen bestaan bij de arbeidsmarktintegratie van anderstaligen. Specifieke groepen, zoals niet-EU-immigranten, vrouwelijke migranten en jongeren met migrantenouders, ondervinden nog steeds moeilijkheden bij het vinden van passend werk. Taalbarrières, het al dan niet erkennen van buitenlandse kwalificaties en discriminatie spelen daar een rol in. Het OESO-rapport van 2023 adviseert dan ook om het integratiebeleid te versterken door in te zetten op doelgerichte taalprogramma’s, een betere erkenning van buitenlands diploma’s en het actief stimuleren van diversiteit op de werkvloer. Met een geïntegreerde aanpak kunnen beleidsmakers en werkgevers samenwerken om die (taal)barrières te doorbreken en de integratie op de arbeidsmarkt te bevorderen.”
Yasmien benadrukt daarnaast dat veel taaleisen te hoog of onrealistisch zijn. “Een taal aanleren is een proces, al helemaal wanneer het gaat over mensen die niet alleen een andere moedertaal hebben, maar ook een ander alfabet en dus geen taal beheersen uit dezelfde taalfamilie. Een gebrek aan sectorspecifieke taalondersteuning is ook een gemiste kans om een gericht en (kosten)efficiënt taalaanbod vorm te geven. Daarnaast speelt de ongelijkheid tussen hoger- en lageropgeleide migranten, onzekerheid bij werkgevers over omgaan met anderstaligheid en beperkte toegang tot laagdrempelige taalcursussen, vooral bij kleine en middelgrote ondernemingen, een rol.”
Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen?
“We raden aan om de werkvloer zo inclusief mogelijk te maken en in te zetten op taalcoaching in verschillende vormen, ook op de werkplaats zelf”, zegt Lieve. “We geven daar ook enkele goed werkende praktijkvoorbeelden van.”
Yasmien onderstreept het belang daarvan: “In Vlaanderen en Nederland bestaan al veel goede voorbeelden van werkgevers die erin slagen om een inclusief taalbeleid te hanteren en meertaligheid inzetten als springplank naar Nederlandse taalbeheersing. Door die praktijken te bundelen en beschikbaar te maken, kunnen we leren van wat al werkt en daarop voortbouwen naar betere methodes. De centralisatie van die kennis is volgens mij een belangrijke eerste stap.”
Aan wie zijn de aanbevelingen uit de adviestekst gericht?
Yasmien: “In het bijzonder zijn de aanbevelingen gericht aan het Comité van Ministers van de Taalunie en andere beleidsmakers. Maar ook werkgevers en hun organisaties kunnen in de praktijk het verschil maken door hun aanwervings- en taalbeleid aan te passen of goede praktijken te delen.”
Lieve vult aan: “Daarnaast kunnen universiteiten, aanbieders van taalopleidingen en uiteraard ook anderstaligen zelf hier voordeel uit halen.”
Wat hopen jullie dat er gebeurt naar aanleiding van de publicatie van dit advies?
Lieve: “Het thema ‘taal en werk’ lijkt momenteel hoog op de politieke agenda te staan, zowel in Nederland als in Vlaanderen. We hopen dat de stakeholders voor wie het advies bedoeld is het advies ter harte nemen en initiatieven opzetten om het te implementeren Je kan echt bijzonder veel doen voor de integratie van anderstalige werknemers als je op een positieve en gerichte manier aan hun taalvaardigheid wil werken. Stigmatisering en onbegrip leiden tot demotivatie, terwijl investeren in gericht onderzoek en die inzichten in de praktijk toepassen juist gemotiveerde werknemers kan opleveren. Als ons advies daaraan kan bijdragen, zijn we heel tevreden.”
Yasmien deelt die hoop: “We hopen dat dit advies leidt tot concreet beleid dat taalondersteuning op de werkvloer structureel mogelijk maakt. Een goede taalbeheersing is cruciaal en de Nederlandse taal blijft het bindmiddel in onze samenleving. Tegelijk moet taalbeleid en taalondersteuning gericht, efficiënt en structureel van aard zijn. Op die manier bouwen we samen aan meer inclusieve aanwervingspraktijken, waarbij taal geen uitsluitingscriterium meer is, maar een groeipad. En bouwen we de brug tussen publieke en private sectoren die taaltrajecten ook duurzaam integreren in de werkcontext. De ultieme droom is dus een betere arbeidsmarktpositie voor mensen die de Nederlandse taal niet goed genoeg beheersen, wat bijdraagt aan armoedebestrijding, sociale cohesie en economische groei in Nederland en Vlaanderen.”
Adviesrapport Nederlandse taalbeheersing als springplank naar werk
Download het adviesrapport Nederlandse taalbeheersing als springplank naar werk van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren hier.