Een lange relatie tussen de Taalunie en Zuid-Afrika
De Taalunie heeft altijd nauw contact gehad met Zuid-Afrika. Na 1994 werden snel de banden aangehaald met de neerlandistiek in het land. Door de taalverwantschap is het Nederlands in Zuid-Afrika altijd onderdeel van de studie Afrikaans, net als in Namibië waar het Afrikaans een lingua franca is. De taalverwantschap is ook een basis voor bredere samenwerking. In de jaren 10 sloten de Taalunie en de overheid van Zuid-Afrika intentieverklaringen om samen te werken op allerlei vlakken van taalbeleid.
Reisschema en eerste indrukken
De reis ging van Kaapstad en omgeving naar Windhoek (Namibië), Johannesburg en Pretoria. Karlijn reisde nog door naar Potchefstroom. We vroegen Gunther en Karlijn naar hun ervaringen.


Wat is jullie het meest opgevallen?
Gunther: "Te veel om op te noemen! Natuurlijk kende ik de taalverwantschap en had ik hier al vaker met Afrikaanstaligen gesproken, maar dat we twee weken lang tijdens bijna alle afspraken Nederlands spraken en de gesprekspartners Afrikaans, is echt bijzonder. Dat we elkaar zo makkelijk begrijpen is ook iets dat we nog beter kunnen verzilveren, voor allerlei soorten samenwerkingen. En tegelijkertijd zijn er de vele gezichten van het Afrikaans en de - begrijpelijke - grote gevoeligheid. Ook van het Nederlands in het kielzog van het Afrikaans, door de koloniale geschiedenis, de apartheid en de doorwerking daarvan. Taal is nooit een neutraal gegeven, maar in Zuid-Afrika speelt dat extra."



Concrete plannen en ideeën
Kunnen jullie een voorbeeld geven van een idee of plan waarmee zijn jullie teruggekomen?
Gunther: "Ik vind het belangrijk om de banden met de overheid van Zuid-Afrika weer aan te halen. Die waren de afgelopen jaren wat verwaterd. We moeten toe naar een samenwerking waar beide landen baat bij hebben. Er is nu weer contact en nadien zijn er al meerdere afspraken geweest. Bij het departement onderwijs hebben ze bijvoorbeeld behoefte aan expertise op het gebied van technologie en taalonderwijs en curriculumontwikkeling. En wij hebben weer behoefte aan taalmaterialen voor het ontwikkelen van grote taalmodellen. We verkennen nu samen hoe we elkaar daarin kunnen versterken."
Karlijn: "Er is ook nood aan synergie van het beleid: hoe stemmen Taalunie, de Nederlandse en de Vlaamse overheid en ook Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB) hun beleid en rollen goed op elkaar af. En ook: hoe zorgen we dat er gemeenschappen rond de Nederlandse taal en de Nederlandstalige woordcultuur ontstaan waarbij we van elkaars initiatieven profiteren. Dat speelt nog extra in Namibië. Door de afstand is het voor hen nog moeilijker om in contact te komen met de taal en bijvoorbeeld met schrijvers uit Nederland en Vlaanderen. We willen echt al die initiatieven en groepen op elkaar aansluiten. Dat geldt trouwens ook voor de banden tussen de neerlandistiek in Zuid-Afrika en de rest van de wereld. Er zijn relatief veel contacten met Nederland en Vlaanderen. We hebben na het bezoek alweer heel wat nieuwe contacten gelegd tussen Zuid-Afrika en andere delen van de wereld, bijvoorbeeld met netwerken voor bronnentaal, vertalen en didactiek."


Indrukwekkende momenten
Als we vragen wat het meeste indruk heeft gemaakt, dan volgt het ene voorbeeld na het andere.
Gunther: "Wat ik naast de internationale neerlandistiek in Zuid-Afrika ook indrukwekkend vind, is het project van de Afrikaanse Taalraad (ATR) voor moedertaalonderwijs Afrikaans in Macassar. De ATR heeft een vergelijkbare rol voor het Afrikaans als wij voor het Nederlands. In 2020 sloten de ATR en Taalunie een overeenkomst. Met voorzitter Conrad Steenkamp en projectleider Ria Olivier bezochten we een project voor moedertaalonderwijs Afrikaans in Macassar. Afrikaans is de moedertaal van zo’n 7 miljoen Zuid-Afrikanen. De taal wordt vaak geassocieerd met een witte, bevoorrechte minderheid maar meer dan de helft van de Afrikaanstaligen valt niet in die categorie. In Macassar stimuleren schoolbesturen en leerkrachten dat kinderen de eerste jaren onderwijs in de thuistaal, het Afrikaans, volgen. Voor de onderwijskansen van kinderen is dat goed. We waren erg onder de indruk van het project en van de ontvangst die voor ons was georganiseerd. We gaan hen in contact brengen met organisaties die vergelijkbaar werk doen in het Nederlandse taalgebied."
Maar er was veel meer. De ontmoeting met zoveel enthousiaste docenten die op cursus waren in Hermanus en met het bestuur van De Suider Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN) daar, de presentatie van al het werk van de vakgroep in Potchefstroom die Karlijn mocht bijwonen; de avond met Tom Lanoye en Rene Los in Kaapstad en natuurlijk de netwerkreceptie met heel veel culturele organisaties, georganiseerd door de Vlaamse Vertegenwoordiging en SASNEV, het Zuid-Afrikaanse Centrum voor Nederland en Vlaanderen. In de komende weken zullen we samen met de partners in Zuid-Afrika alle ideeën en plannen uitwerken in een werkplan.


Nog tijd gehad voor toerisme?
Karlijn: "Daarvoor was weinig tijd want we hadden ook in het weekend gewoon werkafspraken. Maar om op deze manier door het land te reizen is al een unieke ervaring. De afspraken waren vaak op bijzondere plekken: zoals in Hermanus, Stellenbosch, Kaapstad en Pretoria. En in Namibië hadden we afspraken met partners die op resorts wonen. Daar lopen dan gewoon giraffen rond. Die heten in het Afrikaans trouwens kameelpaarden. In Johannesburg hebben we het Apartheidsmuseum bezocht. Een must voor iedereen die naar Zuid-Afrika gaat."