Na een reeks portretten van docenten Nederlands in Azië, richten we ons nu op netwerken in de regio. Een van deze netwerken zet zich in voor het toegankelijk maken en bevorderen van het gebruik van Nederlandstalige historische documenten wereldwijd. De Taalunie beantwoordt met dit initiatief aan de vraag uit de internationale neerlandistiek naar ondersteuning voor Nederlands als bronnentaal en paleografie. Nederlandstalige archieven en documenten zijn te vinden van Indonesië tot Sri Lanka, en van India tot in Afrika. Ook in zowel Noord- als Zuid-Amerika zijn er Nederlandstalige bronnen in bibliotheken en archieven. Ook in Europa zijn er volop Nederlandstalige bronnen te vinden, zoals de vele oude drukken uit de Lage Landen in bibliotheken in Centraal- en Noord-Europa.
In dit artikel spreken we met Andreas Nijenhuis, oprichtingscoördinator van het netwerk. Hij vertelt over de ontstaansgeschiedenis, de ambities en de uitdagingen van dit initiatief. Wat maakt Nederlandstalige bronnen zo waardevol? En hoe zorgt het netwerk ervoor dat neerlandici ermee aan de slag kunnen en deze documenten toegankelijk worden voor een breed publiek?

Kun je kort iets vertellen over het ontstaan van het internationale netwerk voor Nederlands als bronnentaal en paleografie?
Tussen 2020 en 2022 werkte ik samen met Willem Frijhoff en een groep van zo’n honderd wetenschappers aan een historisch woordenboek van de Nederlanden. Dat project werd gesteund door de Taalunie en leidde tot een mooie publicatie (Frijhoff, Secretan en Nijenhuis-Bescher, De Gouden Eeuw in 500 portretten, taferelen en analyses, Amersfoort, Van Wijnen, 2022).
Toen de Taalunie een aanjager zocht voor een nieuw netwerk waarin experts en geïnteresseerden samen kunnen werken om het gebruik van Nederlandstalige bronnen te stimuleren, werd ik daarvoor gevraagd. Tegen het eind van 2023 heb ik een project ingediend, en in 2024 is het voorbereidende werk voor het netwerk van start gegaan.
Het doel is om een zo breed mogelijk publiek te doen beseffen dat de Nederlandstalige documenten, die over de hele wereld verspreid liggen, een uniek en waardevol erfgoed zijn. Het netwerk wil ook de drempels tot het gebruik van deze bronnen zoveel mogelijk verlagen.
Zo is er een website die fungeert als visitekaartje: www.bronnentaal.org. Daarop vind je een gratis onlinecursus terug die is samengesteld door de deskundigen Frans Blom en Arlette Verdonk. Belangstellenden kunnen via de website gratis lid worden van het netwerk. We gaan in 2025 ook beginnen met nieuwsbrieven, om actuele ontwikkelingen te belichten. Voorts zal het netwerk deelnemen aan congressen en bijeenkomsten van de internationale neerlandistiek. Er zijn dus veel spannende ontwikkelingen gaande.
Welke rol speel jij als voorzitter van het netwerk? Wat inspireert je, en wat wil je hiermee bereiken?
In den beginne was er niets, zoals dat heet. Als oprichter en coördinator was het zaak om het netwerk op poten te zetten. Daarbij werd ik goed geholpen door de Taalunie, die me attendeerde op initiatieven en personen in het veld die ook al met Nederlandstalige bronnen aan de slag waren. Dat hielp goed om een eerste kern te vormen van enthousiastelingen en experts.
Het doel is heel duidelijk om te komen tot een soort van kenniscentrum, waarop iedereen die geïnteresseerd is in het Nederlands als bronnentaal een beroep kan doen. Het werkt bijzonder inspirerend om te zien wat mensen met de schat aan bronmateriaal doen. Hoe de documenten worden benut, hangt sterk af van de onderzoeksvraag en invalshoek. Concrete projecten maken me enthousiast: van onderzoek naar voorouders uit de Lage Landen tot de analyse van contracten van metaalarbeiders of de geschiedenis van slavernij. De dialoog tussen verleden, heden en toekomst is fascinerend.
Wat is een bijzondere mijlpaal of activiteit van het netwerk die je altijd zal bijblijven?
Eerlijk is eerlijk: in het begin wilde het niet meteen vlotten met het netwerk. Het was, zoals vaak met dit soort initiatieven, vrij moeilijk om collega’s en geïnteresseerden te ‘strikken’. In de academische wereld komen veel mensen immers al om in het werk. Maar de aanhouder wint. Sinds het najaar van 2024 krijgt het netwerk steeds meer vorm. Toen ik in januari werd gevraagd om als coördinator van het netwerk als keynotespreker op te treden op het congres Studie Nederlands in Indonesië ‘De dynamiek in taal, literatuur en cultuur’ (november 2025), voelde dat heel fijn. Het geeft aan dat het netwerk begint te leven. Dat geeft veel voldoening.
Veel netwerken in het buitenland hebben te maken met uitdagingen, zoals beperkte middelen of grote geografische afstanden. Hoe gaan jullie hiermee om, en wat doen jullie om verbondenheid en professionaliteit te versterken?
Internet is een grote uitdaging, maar ook een enorme kans. Geografische afstanden kunnen dankzij internet overwonnen worden – zowel deels voor de toegang tot de bronnen als voor de communicatie tussen de leden van het netwerk. Ik denk vaak aan de wereld van onze voorouders, waarin een reis tussen Europa en Azië of Amerika maanden duurde. Het is een voorrecht om permanent en onmiddellijk te kunnen communiceren met mensen over de hele wereld. Die vorm van elektronische alomtegenwoordigheid is een zegen voor een netwerk als dit.
Een andere uitdaging houdt ook verband met de tijd. Iedereen heeft het immers al erg druk. Daarom is het zaak ervoor te zorgen dat de energie die de deelnemers erin steken, terugkomt in de vorm van een gezamenlijke passie voor de Nederlandstalige bronnen, kennisdeling en samenwerking. Bijeenkomsten (ook online) en uitwisselingen zijn dan ook de centrale spil van het netwerk.
Hoe zie jij de rol en ontwikkeling van het netwerk in de komende jaren? Welke ambities of uitdagingen liggen er volgens jou in de toekomst?
Vroeger waren Nederlandstalige archieven alleen toegankelijk voor specialisten, die met het ontcijferen van handschriften en het begrijpen van historisch Nederlands geen moeite hadden. Zij konden ter plaatse in de archieven hun hart ophalen aan deze waardevolle bronnen. Dankzij de voortgaande digitalisering zijn steeds meer Nederlandstalige bronnen nu overal in de wereld eenvoudig toegankelijk. Zie bijvoorbeeld Delpher (delpher.nl) voor kranten sinds 1618 of het project Globalise (globalise.huygens.knaw.nl) dat VOC-archieven ontsluit. In beide gevallen zijn miljoenen gedrukte en handgeschreven documenten overal en altijd beschikbaar via je computerscherm.
Ook zijn er steeds meer digitale hulpmiddelen om oude documenten te ontcijferen, bijvoorbeeld door met behulp van AI transcripties te maken (zoals transkribus.org). Daarom zijn Nederlandstalige bronnen steeds toegankelijker, ook voor niet-specialisten. Eén van de uitdagingen is om geïnteresseerden bekend te maken met de documenten en de hulpmiddelen om ze te begrijpen. Door ervaringen uit te wisselen kunnen meer mensen gebruikmaken van het Nederlands als bronnentaal. Dat kan het gebruik van deze schatten en van de Nederlandse taal bevorderen. Want historisch gezien is het Nederlands absoluut geen ‘kleine taal’. Geen enkele taal is klein.
Welke impact heeft het netwerk op de zichtbaarheid en waardering van het Nederlands als bronnentaal wereldwijd? Kun je een concreet voorbeeld geven?
Het netwerk ‘Nederlands als bronnentaal’ heeft niet de pretentie om het wiel opnieuw uit te vinden. Er zijn al een heel aantal initiatieven rondom het digitaliseren van bronnen en het gebruik van AI om transcripties en zelfs vertalingen te maken. Dat maakt de Nederlandstalige bronnen veel toegankelijker voor een breed publiek.
Het netwerk wil in de eerste fase neerlandici met elkaar in contact brengen, om via het uitwisselen van ervaringen elkaar te helpen. Het idee is om het gebruik van de bronnen zoveel mogelijk te bevorderen. Het netwerk haakt daarom aan bij fantastische initiatieven zoals de zomerschool die al sinds 2007 door Wijnie de Groot (Colombia, New York) en Frans Blom (Universiteit van Amsterdam) georganiseerd wordt.
Ook de congressen in de internationale neerlandistiek zijn uitgelezen momenten om mensen onderling met elkaar in contact te brengen. Zo zal het netwerk aanwezig zijn op het Congres van de neerlandistiek in Brussel (augustus 2025) en ook in Jakarta (november 2025).
Het netwerk helpt om de Nederlandstalige schatten onder de aandacht te brengen en geeft altijd genoegdoening als we zien dat we mensen samen kunnen brengen. Samen zijn we sterker.
Wat betekent Nederlands als bronnentaal voor jou persoonlijk, en hoe reageren anderen hierop in het veld?
Tussen 2018 en 2024 woonde en werkte ik in Zuid-Korea, aan de Hankuk University of Foreign Studies in Seoel. Eerst als universitair hoofddocent, en daarna als hoogleraar Nederlandse taal en cultuur. Korea was heel lang een geïsoleerd land, afgesloten van de buitenwereld. Maar Nederlanders komen al eeuwen overal, en ik vond het fascinerend om te horen over Hendrick Hamel die als eerste Nederlander schreef over Korea in de zeventiende eeuw. Hij kwam daar in dramatische omstandigheden, want hij leed in 1653 tijdens een reis van Taiwan naar Japan schipbreuk in een vliegende storm. Vanwege het zelfgekozen isolement van Korea tijdens de Joseon-dynastie mocht Hamel niet verder reizen. Pas in 1666 slaagde hij met zeven andere kornuiten erin om naar Deshima te zeilen, op een ‘cleijn out onnosel vaertuijg’ zoals hij het zelf noemde.
Hij schreef een uitgebreid rapport over de jaren in Korea, en dat is via de VOC-archieven bewaard gebleven. Zijn reisverslag is een prachtig voorbeeld van Nederlandstalige bronnen en de weelde aan informatie die ze bevatten. Ik ben van plan om er een nieuwe editie van te verzorgen, de tekst plaats de huidige Koreamanie in een mooi perspectief.
Als historicus en neerlandicus ben ik überhaupt gefascineerd door de miljoenen historische documenten die overal ter wereld te vinden zijn. Ze spreken me persoonlijk en professioneel aan. Die interesse en passie schept ook een band met andere collega’s in het veld. Die zijn vaak met heel andere bronnen bezig, maar de onderlinge uitwisselingen zijn heel verrijkend. We kunnen veel van elkaar leren, en hun blik met soms een heel andere insteek op al die documenten werkt inspirerend.
Welk boek ligt er nu op je nachtkastje?
Momenteel lees ik Een schoonheid uit Moskou, de eerste roman van Viktor Jerofejev. Dat verscheen in 1990 en gaat over de tijd net na de val van de Muur en - bleek achteraf - de laatste dagen van de Sovjet-Unie. Dat was een tijd van hoop, maar ook van onzekerheid en aanpassingen. In de huidige wereld is dat verrassend actueel. Ik ben pas verhuisd, na jaren in Azië gewoond te hebben, en vond het boek terug in één van de vele verhuisdozen die lang in de opslag gestaan hadden. Het boek was een cadeau voor mijn 21ste verjaardag (alweer een tijdje geleden…), en ik lees het nu opnieuw met een frisse blik.
Foto’s
1. Andreas op Jeju, het Koreaanse eiland waar Hamel in 1653 schipbreuk leed.
2. Meer weten? Zie www.bronnentaal.org en https://taalunie.org/actueel/514/nieuwe-voorzieningen-voor-nederlands-als-bronnentaal-en-paleografie