In de maandelijkse rubriek van onze nieuwsbrief vragen we het studenten, docenten en onderzoekers. In deze editie vertelt Anna Juliane Jansen, docent Nederlands op een Duitse middelbare school, haar verhaal aan de hand van vijf vragen.
Vraag 1: Welke studie heb je gevolgd?
Ik heb in Keulen de lerarenopleiding gevolgd. De officiële titel van mijn opleiding was “Lehramt für Gymnasium und Gesamtschule”, geen Bachelor of Master. In Duitsland is het verplicht om twee vakken te studeren, maar ik viel nog binnen het oude systeem, waardoor ik zelfs drie vakken gevolgd heb – ik heb dus nog een Staatsexamen. De vakken die ik gestudeerd heb zijn geschiedenis, katholieke theologie en Nederlands.
Vraag 2: Waarom ben je deze studie gaan doen?
Toen ik klein was, speelde het idee om leraar te worden al rond in mijn hoofd. Nadat ik ontdekte dat één van mijn andere interesses – logopedie – niets voor mij was, kreeg ik in Keulen een plek op de lerarenopleiding, om geschiedenis en katholieke theologie te studeren. Ik wist niet direct dat ze er ook Nederlands aanboden. Toen ik dat een jaar later ontdekte en me inschreef, startte ik zonder voorkennis aan het vak. Het was pittig en het leren van de woordenschat ging me niet altijd makkelijk af, maar ik vond het leuk. Ik merkte dat ik steeds meer probeerde om zinnen “te bouwen”.
In een gesprek met mijn oudste broer besefte ik dat ik een voorbeeld wilde zijn voor mijn scholieren en de taal waarin ik lesgeef echt wilde beheersen – niet wat wij hadden meegemaakt op school. Ik wilde mijn leerlingen motiveren en niet alleen over mijn vak kunnen vertellen vanuit boeken. Omdat ik de taal waarin ik lesgeef wilde beheersen, kwam ik tot het besluit om een half jaar in het buitenland te studeren. Ik wilde zelf ervaren hoe het is om in het land te leven waar ik de taal van leer. Wat houden de feestdagen in, hoe is de sfeer, wat voor tradities zijn er en worden die nog steeds doorgegeven?
Via het Erasmus-programma studeerde ik een jaar later in Leiden. Die tijd was goud waard. Ik heb veel geleerd door mijn Nederlandse huisgenoten, de colleges die ik volgde, het Minerva orkest waarin ik meespeelde en vooral door de vriendschappen die ik gesloten heb. Nederlanders gedragen zich anders dan Duitsers. Denk aan de directheid van de Nederlanders, maar ook aan een koekje bij de thee/koffie of de verjaardagskalender op de wc (wat ik heb overgenomen). Ik had toen bovendien een Nederlandse vriend, met wie ik nog steeds bevriend ben. Daardoor reisde ik ook later nog heen en weer. Een langeafstandsrelatie was niet makkelijk, maar wel waardevol op veel manieren. Voor mijn taalgebruik, kennis over de cultuur, het ervaren hoe Nederland is en voor mijn persoonlijke ontwikkeling, was dat echt een jackpot.
Ik merkte overigens wel dat België te kort aan bod kwam. Met de universiteit deden we uitstapjes naar Antwerpen en Leuven – dat was superleuk! Later heb ik met de Taalunie een zomercursus in Antwerpen en Eupen gevolgd en dit jaar doe ik dat in Leuven, maar dat is natuurlijk niet te vergelijken met mijn ervaringen in Nederland. Ik ben me er echter zeker van bewust dat Nederlands niet alleen in Nederland wordt gesproken.
Vraag 3: Wat doe je nu met het Nederlands? Hoe gebruik je de kennis van de taal en cultuur die je in je studie hebt opgedaan (in je werk)?
Voordat ik mijn studie afrondde, gaf ik al les in het volwassenenonderwijs. Dat was een bijzondere ervaring! Lesgeven aan bijvoorbeeld zakenmensen in plaats van scholieren is echt iets anders. Via een collega kwam ik ook bij de Duitse spoorwegen (DB) terecht, waar ik lesgaf aan conducteurs. Ik leerde een nieuwe woordenschat die ik normaal niet zou gebruiken en moest ervoor zorgen dat zij in rap tempo A2 of B1 zouden halen. Mijn tijd in het volwassenenonderwijs was erg leerzaam en ik heb ervaring opgedaan die ik niet had willen missen.
Inmiddels geef ik sinds twee jaar les op Gesamtschule Heinsberg-Waldfeucht en mag ik op zowel onderbouw- als bovenbouwniveau lesgeven, in alle drie de vakken die ik gestudeerd heb. Afgelopen jaar heb ik onze eerste uitwisseling naar Nederland georganiseerd – veel werk, maar de moeite waard! Ik deed het werk vooraf en op de dagen van de uitwisseling zelf werd ik door de andere collega´s Nederlands gesteund en hebben we leuke activiteiten georganiseerd. Het is prachtig om te zien hoe enthousiast leerlingen zijn en hoe ze zichzelf soms verbazen over hun spreekvaardigheid. De drempel om Nederlands te spreken ligt soms hoog.
In mijn lessen vertel ik over de Nederlandse cultuur en probeer ik zoveel mogelijk te variëren met oefeningen, spelletjes, muziek en korte filmpjes. Informatie uit lesboeken vul ik aan met de kennis vanuit mijn eigen ervaringen. Leerlingen hebben het snel door als je niet achter een onderwerp of methode staat, dus authenticiteit en het hooghouden van mijn eigen taalniveau vind ik belangrijk. Ik ga regelmatig op vakantie naar Nederland, zoek mijn vrienden op en probeer op de hoogte te blijven van wat er in Nederland gaande is. Boeken lees ik uitsluitend in het Nederlands, ik kijk Nederlandse films en series, en ik luister naar Nederlandstalige muziek of ontbijt met Nederlandse Youtubers. Dat is voor mij een goede start om weer in het Nederlands te komen en soms leer ik er ook nog wat van.
Vraag 4: Wat vind je het mooiste Nederlandse woord en waarom?
Uitbuiken vind ik een mooi woord. In het Duits zeg je “verdauen”, maar dat klinkt nogal biologisch. “Uitbuiken op de bank” vind ik leuk klinken voor dit proces. (“Uitbuiken” is een Nederlandse uitdrukking voor het nemen van een moment rust om eten te laten zakken na een maaltijd.)
Het tweede woord is “verlanglijstje”. In Duitsland leer je dat je niet zo direct om iets moet vragen, dus ik vind het een best brutaal concept, maar in het Nederlands klinkt het minder brutaal, omdat het woord een verkleinwoord is. Elk jaar met Sinterklaas vind ik het speciaal wanneer kinderen hun verlanglijstje maken en in hun schoen stoppen. Het is bijzonder hoe zulke tradities doorgegeven worden en veranderen.
Vraag 5: Wat vind je de mooiste/interessantste Nederlandse tekst en waarom? (Denk aan allerlei vormen van tekst: een leesboek, een krantenartikel, maar ook een informatieflyer of zelfs een straatnaambord.)
Ik ben twee keer naar de musical Soldaat van Oranje geweest en moest beide keren huilen bij het lied Als wij niets doen. Het raakt me onwijs, omdat het zo actueel is. We mogen niet vergeten wat er gebeurd is en we moeten ervoor zorgen dat wij en de komende generaties nooit meer zoiets meemaken. Het is belangrijk dat we met elkaar blijven communiceren en niet meteen alles opgeven en naar wapens grijpen. Toekijken en niets doen of volledig wegkijken is geen optie. Ik probeer dit ook mee te geven aan mijn leerlingen op school: geweld is geen oplossing, met elkaar praten wel.
Twee andere liedjes die me aanspreken, zijn Geef mij je angst van Guus Meeuwis en Zoutelande van Bløf. Geef mij je angst raakt me iedere keer, omdat het gaat over het hebben van iemand die je steunt en met wie je alles kan delen, zowel de mooie momenten als je angsten. Het doet me denken aan mijn relatie met mijn man. Zoutelande vind ik mooi omdat het gaat over dankbaar zijn voor de tijd die je met iemand mag doorbrengen – en dan maakt het niet uit waar je bent. Het gaat om de momenten die je met elkaar deelt.
Daarnaast heb ik een zwakte voor boeken over de Tweede Wereldoorlog. Het achterhuis is een van de boeken die me het meest geraakt hebben en waarmee ik het meest heb gedaan. Mijn eindscriptie ging over hoe je het boek tijdens een projectweek op school zou kunnen gebruiken. Ik kon de kennis van alle drie de vakken die ik gestudeerd heb hierbij gebruiken en ik verwerkte een toespraak van Balkenende over het belang van het schrijven en bewaren van dagboeken in mijn scriptie.
De Taalunie wil de rol en meerwaarde van het Nederlands internationaal zichtbaar maken en beter benutten door het onderwijs, onderzoek en gebruik van de Nederlandse taal en Nederlandstalige cultuur te versterken en door internationale netwerken rond Nederlands verder uit te bouwen en met elkaar te verbinden. Studenten, docenten en onderwijsinstellingen, die buiten het taalgebied actief met het Nederlands bezig zijn, ontvangen verschillende vormen van steun. Verdere duurzame relaties komen er bijvoorbeeld door de juiste partners met elkaar in contact te brengen, door financiële ondersteuning van netwerken, gastdocenten, gastschrijvers, conferenties en projecten, maar ook door het toegankelijk maken van deskundigheidsbevordering, cursussen, toetsingsmogelijkheden en informatie over leermiddelen.
Meer informatie over het belang van het Nederlands internationaal.