Op 14 juni vond in Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat deBuren in Brussel Rake Taal: eerste hulp bij genderbewuste taal plaats, een gespreksavond in samenwerking met de Taalunie rond inclusief taalgebruik. Het doel: gezamenlijk op zoek gaan naar handvatten om genderbewust te schrijven en spreken, voorbij de stereotypen.
Rake Taal werd georganiseerd naar aanleiding van de serie adviesteksten die Taaladvies.net in 2022 publiceerde over genderbewust taalgebruik. Hoe spreek je over iemand die zich niet exclusief als vrouw of man identificeert? Hanteer je bij vacatureteksten genderoverkoepelende termen, zoals leidinggevende, of kan het gebruik van vrouwelijke titels als directrice soms juist goed zijn? De adviezen waarmee het Taaladviesoverleg van de Taalunie antwoord wilde bieden op een toenemend aantal van dit soort vragen, vormden het startpunt om tijdens deze avond verder na te denken over dit thema en tot meer aanknopingspunten te komen via de persoonlijke verhalen en expertise van de sprekers.
Schrijver Selm Merel Wenselaers sprak over het inclusieve gebruik van verwijs- en voornaamwoorden, trainer genderbewuste communicatie Sofie Verhalle over genderbewust taalgebruik bij beroeps- en functietitels, en taaladviseur bij de Vlaamse overheid Karen Deschamps over het bevorderen van inclusieve communicatie binnen een organisatie en het opstellen van adviezen. Dit alles onder leiding van journalist en moderator Stephan Sanders, die de avond omlijstte met een aantal filosofische reflecties.
‘Zuivere’ taal bestaat niet
Dat er geen pasklaar antwoord is op de vraag hoe genderbewust taalgebruik te hanteren, wordt al vroeg op de avond duidelijk. Musici hebben een stemvork, leidt Stephan Sanders de avond in. Taal, daarentegen, is niet ‘zuiver’. Ze wordt nooit bepaald door individuen maar altijd door een sociale gemeenschap, en is daarmee “per definitie een veranderlijk ding”, aldus Sanders. Genderbewust taalgebruik is daar bij uitstek een voorbeeld van: wat geschikt en gepast is, verandert zolang de maatschappelijke context in ontwikkeling is. Een set van onveranderlijke universele regels presenteren is dus onmogelijk.
Maar, benadrukt Sanders voordat hij het woord aan Selm Merel Wenselaers geeft: dat taal veranderlijk is, betekent niet dat we er niet bewust mee bezig moeten zijn. Taal, en bij uitstek genderbewuste taal, kan ervoor zorgen dat mensen “zich gezien en genoemd weten”. “Ik vind het een kwestie van fatsoen om mensen aan te spreken zoals ze dat willen. Onnodige wreedheid is onnodig.”
Waarom we genderbewuste voornaamwoorden gebruiken (en dat niet moeilijk hoeft te zijn)
Hoe belangrijk taal is om erkenning te voelen, wordt duidelijk uit het verhaal van Selm Merel Wenselaers, die vertelt over haar eigen worsteling met genderidentiteit en de bijbehorende verwijs- en voornaamwoorden. Wenselaers vertelt geboren te zijn als jongen. Halverwege de twintig begon ze aan een “proces richting vrouwwording”, maar even later besefte ze dat ze zich “te veel als vrouw wilde etaleren en daar weer gevangen in dreigde te raken”. Pas toen ze dat proces ging vertragen en een naar eigen zeggen “luie transgender” werd, kwam ze in aanraking met de mogelijkheid om geen man én geen vrouw te zijn.
In dat proces speelde taal een belangrijke rol. Nieuwe taal – zoals in dit geval genderneutrale verwijs- en voornaamwoorden – “geeft ruimte”: “Plots is er een taal waarin we mogen bestaan.” In de voorhoede van deze nieuwe taal valt het Wenselaers op dat er de laatste jaren al veel veranderd is. In 2017, toen Wenselaers door een journalist gevraagd werd welk voornaamwoord er moest worden gebruikt, vroeg ze om het genderneutrale hen te gebruiken. Er ontstond discussie bij de eindredactie van het artikel. De term zou te verwarrend werken, en uiteindelijk moest Wenselaers kiezen: hem of haar. Dat zou vandaag niet meer gebeuren: genderneutrale voornaamwoorden als die en hen zijn niet ingeburgerd noch overal geaccepteerd, maar wel al veel bekender en breder in gebruik dan zes jaar geleden.
‘Waarom verwijst deze tekst dan naar Wenselaers als een ‘zij’’, zult u nu misschien denken? Niet alleen de taal, ook de eigen wensen veranderen, vertelt Wenselaers op deze avond. Met alle begrip voor de taal die soms zo langzaam beweegt als een “olietanker waar we met man en macht aan moeten zeulen”, stond het haar steeds meer tegen om met de voornaamwoorden hen/hun “van alles een genderexpressie-momentje” te moeten maken, altijd representant van een groep te moeten zijn, steeds weer vragen te moeten beantwoorden en het “bijna als een voorrecht” te moeten ervaren “dat mensen je niet misgenderen”. “Taal is absoluut een hulpmiddel”, zegt ze. “But it’s a burden as well.” Ze besloot voor een “heldere keuze” te gaan: zij/haar. Voor nu althans.
Zij, die of hen: Wenselaers blijft zich sterk maken voor het genderdiffuse, zegt ze. Om te oefenen met hen en hun biedt ze een inzichtelijk versje als houvast:
Ik ben Jip
Ik ben Janneke
Wij wonen naast elkaar
Hen is Jip
Hen is Janneke
Wij spelen soms in hun tuin
En soms in de hunne
Is het nu directeur of directrice?
Zeggen we beter genderneutraal, genderinclusief, genderbewust of gendersensitief? Zelfs de term die we op dit vlak kiezen, kan al gekleurd zijn, zo legt adviseur in genderbewuste taal Sofie Verhalle de zaal voor. Genderneutraal “bestaat niet”: “Taal is niet neutraal.” ‘Inclusief’ veronderstelt dat je iemand “uitnodigt in jouw ruimte” en kan suggereren dat zich ook mensen buiten die inclusieve ruimte bevinden, legt Verhalle uit. Hen kiest daarom meestal voor de term ‘genderbewust’.
Het lijkt onbelangrijk om te discussiëren over het gebruik van gender in beroepen en functies, vervolgt Verhalle. Maakt het echt uit of je directeur of directrice schrijft? Leerkracht of lerares? We begrijpen toch wat we bedoelen? Net als bij de voornaamwoorden draait het ook hier echter om erkenning: het zichtbaar maken van de ander via taal. Als we bijvoorbeeld consequent de term directeur gebruiken, is het mogelijk dat taalgebruikers zich daar onbewust een man bij voorstellen, en daardoor bij de functie in algemene zin vaker aan een man gaan denken. Bij het gebruik van termen als verpleegster en onthaalmoeder worden juist mannen onzichtbaar gemaakt en stereotypen bestendigd dat dit ‘typisch vrouwelijke’ beroepen zijn. Toch is het ook niet de oplossing om altijd gegenderde beroepsnamen te gebruiken: dan vallen non-binaire mensen tussen wal en schip. Een hapklare oplossing heeft Verhalle niet. Hen heeft zelf vaak meer vragen dan antwoorden als het om taalregels gaat, geeft hen toe. Taal is immers, zo bevestigt hen, altijd in beweging. Toch kan Verhalle de zaal een aantal adviezen meegeven om genderbewust te communiceren.
Alles begint, zo betoogt hen, met het bewust gebruiken van taal en het definiëren van een doel. In het wel of niet benoemen van gender is het belangrijk om te letten op zichtbaarheid, representatie en relevantie. Is het ongewoon dat vrouwen een bepaalde positie genieten, dan kan gegenderde taal dienen om zichtbaarheid te geven, zoals bij het gebruik van het woord directrice. In bijvoorbeeld onderzoek naar partnergeweld, waarbij kennis van het gender van de betrokkenen tot meer inzicht leidt over het type geweld, kan het benoemen van gender ook relevant zijn. Speelt het belang van zichtbaarheid geen rol, dan is gegenderde taal vaak niet nodig. Bij een inschrijving voor een nieuwbrief is het bijvoorbeeld vaak onnodig om naar het gender te vragen. Wil je benadrukken dat je een schrijfster bent en geen schrijver? Of heb je juist geen zin om jezelf als representant van een groep te moeten presenteren en kies je voor een ongegenderde term? Er is niet één regel voor hoe het moet. Het belangrijkste is om bewust een keuze te maken bij het gebruiken van termen, concludeert Verhalle: “Omarm de veelheid.”
Voor vacatures, voegt Karen Deschamps na vragen uit de zaal toe, is een overkoepelende vorm (leerkracht, verpleegkundige) aangeraden. Als die nog niet bestaat, kan die ook zelf worden gemaakt door een ‘e’ toe te voegen aan een voltooid deelwoord: leidinggevende, verzorgende. De letters v/m/x toevoegen, benadrukt nog eens waar de potentiële werkgever naar op zoek is.

Geen regels, maar adviezen
Karen Deschamps werkt bij de Vlaamse overheid voor Team Taaladvies, dat taaladviezen – ook rond gender – voor intern en extern gebruik opstelt. Als lid van de werkgroep genderbewust taalgebruik schreef ze daarnaast mee aan de adviestekst over genderbewust taalgebruik van Taaladvies.net.
Sinds 2017 kreeg haar dienst steeds vaker vragen over alles wat met gender te maken heeft, vertelt Deschamps in een vraaggesprek met Sanders. Dat vormde de aanleiding om adviezen in een tekst te gieten. Daar komen heel verschillende reacties op: van dankbare mensen die zich gezien voelen tot maatschappelijke kritieken dat het team te ‘woke’ is. Belangrijk bij het opstellen van dergelijke adviezen in een context waarin de maatschappelijke discussie nog volop loopt en de taal nog verandert, is om te benadrukken dat ze mensen niets opleggen, legt Deschamps uit. “Alleen spelling ligt vast, voor de rest geven we adviezen. Wie ze wil volgen, volgt ze. Wie er geen boodschap aan heeft, doet wat die wil.”
Maar wat als je wel wil, maar het moeilijk vindt om genderbewust te spreken en de juiste woorden te gebruiken? Deschamps legt uit dat het niet vreemd is dat het soms nog moeite kost om onze taal aan te passen. Ook zijzelf, als expert op het gebied, worstelt soms nog met het gebruik van met name voornaamwoorden. “Voornaamwoorden vormen een gesloten klasse”, legt ze uit. “Er komen er normaal gezien geen bij. Ze gaan al heel lang mee, dus dat er nu nieuwe worden gecreëerd of bestaande worden hergebruikt, is heel uniek in de geschiedenis van de taal.”
Het is soms ingewikkeld, erkent ook Wenselaers. “Ik ben zelf ook niet altijd consistent met het juist aanspreken van mensen. Het is moeilijk, en dat gaat ook nog een tijdje zo zijn.” Maar de wil om rekening met elkaar te houden, doet volgens haar en de andere sprekers al veel. Het is oké om fouten te maken, vult Verhalle aan. “En als je het niet weet, vraag hoe mensen zelf willen worden aangesproken.” Weerstand, daarentegen, heeft weinig zin: “Ja, het is complex, het is moeilijk, maar het is niet omdat je met je hakken in het zand gaat staan dat de wereld blijft stilstaan. It’s happening.” Ook voor wie wél mee is en met gemak genderbewust communiceert, maar weerstand tegenkomt, ziet Verhalle een rol weggelegd: “In plaats van in een wij-zij-verhaal te stappen: ga naast iemand staan, kijk wat de obstakels zijn om mee te evolueren, wat de angsten zijn.”
Taal, concludeert Sanders, is blijkbaar zo belangrijk dat mensen “heel boos kunnen worden over een voornaamwoord”. Ze wordt beïnvloed door de wereld om ons heen en heeft op haar beurt invloed op hoe wij die wereld zien. Taal is daardoor veranderlijk: ze kent geen handleiding en elke situatie vraagt om een andere aanpak. Maar juist die gevoeligheid is uiteindelijk ook de kracht van taal.