In juli werd Luc Delrue aangesteld als algemeen secretaris a.i. van de Taalunie. We laten hem graag aan het woord over zijn achtergrond in de cultuursector en over zijn opdracht bij de Taalunie. De opdracht is tijdelijk. Luc Delrue denkt dat zeker tegen de zomer 2024 een nieuwe algemeen secretaris aangesteld kan worden.
Carrière in de cultuursector
Vrijwel mijn hele carrière heb ik in de culturele sector gewerkt. Ik startte als vrijwilliger bij een organisatie die zich bezighield met alternatieve filmprogrammering. Mijn aandacht ging in het begin echt uit naar de filmsector en de beeldcultuur in de breedste zin van het woord. Als jongeman had ik de droom om filmmonteur te worden. Films of documentaires monteren leek me de fijnste en meest creatieve job in de filmwereld. Ik heb zelf een documentaire gemaakt waarbij ik bestaand beeldmateriaal monteerde om een nieuw verhaal te vertellen.
Op een bepaald moment, merkte ik dat het – in ieder geval in Vlaanderen – ontzettend moeilijk was om grote producties op te zetten en aan middelen te geraken. Via die weg is het managementaspect erbij gekomen en ben ik in de bredere cultuursector terechtgekomen. Ik heb bijvoorbeeld tien jaar gewerkt bij een organisatie die relaties legde tussen ondernemingen en de cultuursector, met het doel om meer middelen naar de cultuursector te doen vloeien.
Ook was er in de cultuursector nood aan structuur en management. Waar ik in het begin vooral inhoudelijk bezig was, groeide ik door die behoefte vanuit het veld stilletjes aan steeds meer in een organiserende rol. Ik noem mezelf ook wel een cultureel ondernemer, omdat ik veel organisaties gestructureerd en geherstructureerd heb en leiding gegeven of meegewerkt heb aan de realisatie van grote cultuurprojecten zoals Culturele Hoofdsteden.
Overstap naar het Departement van Cultuur, Jeugd en Media
De overstap naar de overheid heb ik pas relatief laat gemaakt, in begin 2016. Onrechtstreeks had ik altijd met de overheid te maken, doordat ik projecten en organisaties leidde en veel bij adviesorganen betrokken was, maar tegen het einde van mijn carrière – wanneer je wel zo ongeveer alles gezien en gedaan hebt – wilde ik graag dichter bij de beleidsvoorbereiding en politieke besluitvorming staan. Het leek me een mooie uitdaging om op het hoogste niveau als secretaris-generaal mee te werken aan beleidsontwikkeling en al mijn opgebouwde kennis en ideeën te gaan verwezenlijken in een overheidsomgeving. De realiteit bleek alleen wel even anders te zijn.
Om beeldspraak te gebruiken: je verandert van een jager naar een boswachter. Wanneer je in de sector werkt ben je een jager die probeert zo veel mogelijk mogelijke middelen te halen bij de overheid met het doel je eigen organisatie of sector te versterken. Wanneer je bij het Departement werkt, functioneer je meer als boswachter. Je moet zorgen dat zoveel mogelijk organisaties het goed stellen zodanig dat ze hun doelstellingen kunnen realiseren. Je moet veel meer denken vanuit het geheel en de lange termijn. Dat zijn twee verschillende posities en dat besef je pas als je er zelf in staat. Het Departement is een intermediaire organisatie, net zoals de Taalunie, en zulke organisaties hebben een zeer complexe rol.
Bovendien is zo’n Departement een heel bedrijf, met zo’n 500 werknemers, een miljard omzet en meer dan honderd subsidielijnen. Dat is niet om te lachen. Tegen mijn verwachtingen in, bleek ik al snel meer met overheidsmanagement bezig te zijn dan met de inhoud. Onze rol als beleidsontwikkelaars lag meer bij sectorspelers dan bij ons. Het Departement hield zich voornamelijk bezig met beleidsuitvoering. De impact van die sectorspelers is zeer groot. Ik denk dat dit niet altijd een algemeen cultuur- en mediabeleid ten goede komt. Ik heb veel tijd en energie gestoken in het versterken van de beleidsontwikkeling binnen het Departement en dat was geen makkelijke zaak.

Opdracht bij de Taalunie
Vanuit het Departement was ik altijd wel betrokken bij de Taalunie, maar ik kende de organisatie vooral vanuit een beleidsperspectief. Als secretaris-generaal bereid je de comités van ministers mee voor en ben je high level betrokken bij de voorbereiding van inhoudelijke dossiers van de Taalunie. Zo heb je zeker notie van wat er gebeurt bij de Taalunie. Cultuur is ook taal, dus het letterenbeleid en taal zijn een belangrijk onderdeel van de werking van het Departement. We houden ons bezig met vragen als: hoe bevorder je een kwaliteitsvol taalgebruik en hoe zorg je dat taalcreatie gebeurt op een goede en professionele manier? Voor mij was de Taalunie beleidstechnisch dus geen onbekend terrein, maar dat is nog iets anders dan echt bekend zijn met de werking van de organisatie en alle inhoudelijke trajecten.
In een brede context vind ik de Taalunie belangrijk als instrument om een Vlaams-Nederlandse culturele ruimte te bouwen en wil ik me er daarom graag voor inzetten. De samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland vind ik belangrijk, omdat ik denk dat wij nog altijd een soort cultureel veld vormen dat verbonden is met elkaar. Er zijn niet zo veel taalgebieden waarmee we verbinding hebben en ik geloof dat er een soort culturele ruimte moet zijn tussen Vlaanderen en Nederland waarin de Nederlandse taal een constituerend gegeven is. In de praktijk zie ik wel dat dat steeds moeilijker wordt, omdat de visies van de landen toch wat uit elkaar aan het schuiven zijn, maar voor mij is dat wel belangrijk.
In een tweede, meer concrete context, kan ik natuurlijk zeggen wat de kernafspraken zijn van mijn opdracht. Het is zaak te zorgen dat er financieel geen problemen ontstaan en dat de werking optimaal functioneert, te zorgen voor continuïteit wat de inhoudelijke werking betreft en een goed profiel opstellen voor een nieuwe algemeen secretaris. Het starten van nieuwe trajecten zal het werk zijn voor een nieuwe algemeen secretaris. Ik vind het voor nu belangrijk dat er stabiliteit is en dat de organisatie het goed stelt. Ik zie het ook als mijn opdracht om daaraan te werken, want de Taalunie komt toch uit een moeilijke periode. Intern moet zeker het vertrouwen onder de medewerkers hersteld worden. Ik wil ook dat het profiel van de nieuwe algemeen secretaris zo dicht mogelijk aansluit bij de visie van het collectief van de medewerkers.
Verbinden en afstemmen
De Taalunie is een complexe organisatie met een beleidsrol en een rol naar de buitenwereld. Er zijn veel instanties en mensen die een verwachting hebben tegenover de Taalunie en het is moeilijk om al die verwachtingen te vervullen. De grote uitdaging is hoe we zorgen dat we als intermediaire structuur op een goede manier met al die complexiteiten en debatten omgaan. Wat zijn de belangrijkste spelers in het veld? Hoe ontwikkel je subsidiereglementen die resultaatgericht en vertrouwensvol georganiseerd zijn? De situatie is veel te complex om te denken dat je alles kunt veranderen op een korte termijn. Eventuele veranderingen moeten in goede samenspraak en op een rustige, systematische manier gedaan worden. Het is veel overleggen en geloofwaardigheid creëren.
Het is daarnaast naar mijn idee een belangrijke job voor een algemeen secretaris om te zorgen dat het schip goed gevaren wordt en dat het verhaal intern afgestemd is met alle medewerkers, waarbij een collectief gevoel leeft van vertrouwen. De algemeen secretaris faciliteert en dirigeert vanuit de kwaliteiten van de medewerkers en het collectief. Het is niet aan de algemeen secretaris om een inhoudelijk verschil te maken. Je kan wel sparren maar je moet wel zorgen dat alle visies met elkaar afgestemd worden. Eenvoudig gezegd, het is belangrijk om mensen te verbinden. In de Taalunie, een kennisgedreven organisatie die met sterke individuen werkt, moet je toch zorgdragen voor de medewerkers en zorgen dat er vanuit een collectief gedacht wordt.
Het mooiste Nederlandse …
Ik ben niet de persoon van ‘het mooiste’ of ‘het beste’. Ik denk dat je over zaken als ‘het mooiste Nederlandse woord’ weinig uitspraken kan doen, maar er is een woord waar ik me wel aan durf te wagen, vooral omdat ik het zelf altijd leuk heb gevonden en het iets is wat dicht bij me staat als “zoetbek”. “Smoutebol”. Dat vind ik echt een fantastisch, heerlijk woord en iedere Vlaming weet ook wat het is en eet het graag. Het zijn van die kleine, in olie gebakken bollen (kleiner dan oliebollen). Je kan er zo’n vijf of zes van eten, van meer word je ziek. In Limburg gebruiken ze dan het begrip “je weps voelen” (uitspraak: w[ə]’ps). Ook zo’n prachtig dialectisch woord.
Qua mooie Nederlandse teksten vind ik ook veel interessant. Ik lees heel veel. Uiteraard waren dat als secretaris-generaal o.a. beleidsteksten, maar ook literatuur die betrekking heeft op het brede verhaal van de cultuur- en mediasector. Wat inspireert mij om op een interessante en high level manier bezig te zijn met wat belangrijk is? Er is bijvoorbeeld een nieuw boek van de filosoof Habermas dat gaat over de rol van de politiek in het publieke debat. Beleidsmatig ben ik ook tamelijk veel bezig met zulke filosofische, complexe teksten, hoewel ik niet altijd lees wat ik het liefst zou willen en voor een groot stuk dien bezig te zijn met de teksten die zich professioneel aandienen. In mindere mate lees ik ook literatuur. Ik heb met veel plezier twee boeken van Annie Ernaux gelezen maar evenzeer een schrijfster als Pat Barker, met De stilte van de vrouwen, kan ik smaken. Dat boek gaat over de maatschappelijke positie van vrouwen in de Griekse tijd, gekoppeld aan de betekenis van vrouwen de dag van vandaag. Eigenlijk probeer ik allerlei teksten naast elkaar te lezen en probeer mij inhoudelijk sterk te ontwikkelen. Dat is hoe ik functioneer.