In de maandelijkse rubriek van onze nieuwsbrief vragen we het studenten, docenten en onderzoekers. In deze editie vertelt Aubry Touriel, een journalist die werkt als correspondent uit Vlaanderen voor Franstalige Belgische media, zijn verhaal aan de hand van vijf vragen.
1. Welke studie heb je gevolgd?
Ik heb een master in vertalen gehaald in Mons, dus in België. Ik heb eerst een bachelor tolk/vertaler gedaan, maar ik heb daarna echt voor vertalen gekozen. Met tolken moet je je haasten – je moet snel de juiste woorden vinden – en met vertalen heb je meer rust. Je kunt rustig nadenken over welke woorden en uitdrukkingen het beste passen.
Ik ben dan ook “op Erasmus gegaan” (in het buitenland studeren) naar Antwerpen – een beetje raar in mijn eigen land. (lacht) Daar heb ik de Nederlandstalige, of eigenlijk meer de Vlaamse cultuur leren kennen. Ik was op kot/woonde samen met Vlaamse vrienden en dan keken we naar De Slimste Mens, bijvoorbeeld. Dat kende ik helemaal niet. En ja, dat is echt een toffe manier om diep in de cultuur te kunnen duiken.
Qua vertaling heb ik Engels, Nederlands en Duits gekozen, dus echt de Germaanse talen. Mijn moedertaal is Frans, uiteraard. En ik heb er ook voor gekozen om multidisciplinaire vertaling te doen, dus dat kunnen technische vertalingen zijn, medische vertalingen, economische vertalingen. Het fijne daarvan was dat je daarmee een brede cultuur kunt krijgen.
2. Waarom ben je deze studie gaan doen?
Ik kom uit Luik en mijn moeder – ze is nu met pensioen – was lerares Nederlands en Engels. Thuis keek ze soms op tv naar een Engelse serie of een Engelse film met Nederlandse ondertiteling en ik dacht “wauw”. (lacht) Als Franstalige ben je niet gewend om veel ondertitels te zien op tv en dat heeft mij verwonderd.
Tegelijkertijd wilde ik geen leerkracht worden, hoewel ik later wel leerkracht Frans ben geworden voor volwassenen. Dat is een ander publiek dat bereid is om de taal te leren. De motivatie is anders. Maar ik dacht dus: oké, ik wil iets met taal doen. Ik wist alleen nog niet goed wat, dus ik ben op “open-deuren-dagen” in Mons geweest en dat vond ik leuk.
Een ander punt is dat er in Luik nog geen opleiding vertaler was, dus mijn keuze was om of naar Mons te gaan of naar Brussel. Tijdens die open-deuren-dagen vond ik Mons een leuke stad. Daarom ben ik daar gaan studeren.
3. Wat doe je nu met het Nederlands? Hoe gebruik je de kennis van de taal en cultuur die je in je studie hebt opgedaan (in je werk)?
Ik ben begonnen als vertaler en mijn doel na mijn studie was eigenlijk om een jaar een stage te doen, het liefst in het buitenland, om te zien hoe het werk als vertaler écht is. Ik heb toen mijn Duits verbeterd in onder andere Oostenrijk en Keulen, en ik ben ook in Luxemburg geweest voor het Europees Parlement. Na een jaar in het buitenland ben ik teruggekomen naar België, naar Brussel, en daar had ik een job als vertaler bij een nieuwsagentschap over Europese actualiteit. Ik vertaalde artikels uit het Engels naar het Frans of soms uit het Duits naar het Frans, maar ik dacht: het is leuk om te vertalen, maar ik zou zelf ook graag willen schrijven. In dat kader ben ik als vrijwilliger begonnen, door artikeltjes te schrijven voor enkele media.
Na twee jaar in Brussel, merkte ik dat ik mijn Nederlands daar niet zo goed kon oefenen. We denken dat Brussel een tweetalige stad is, maar eigenlijk is het meer Franstalig. Daarom ben ik teruggegaan naar Antwerpen. Het was echt mijn bedoeling om correspondent uit Vlaanderen voor de Franstaligen te worden en dat is wel gelukt! Na 6 jaar in Antwerpen heb ik me uiteindelijk in Brussel gevestigd. Het contact dat ik met mensen heb voor mijn job, is meestal in het Nederlands, terwijl ik in het Frans schrijf. Ik ga nog af en toe terug naar Antwerpen en als ik Nederlandstalige mensen hoor op straat, dan praat ik ook graag in het Nederlands. Qua cultuur en media ben ik eigenlijk meer Vlaams dan Franstalig. Ik luister naar Radio 1 en ik kijk naar Terzake en allerlei talkshows in het Nederlands.
Het is ook een troef, want ik denk dat ik veel opdrachten heb kunnen krijgen omdat ik Nederlands kon. Zo ben ik bijvoorbeeld op reportage gegaan. Ze zochten een Franstalige journalist die Nederlands kon en zo heb ik die mogelijkheid gekregen. En voilà, dat is een beetje hoe ik Nederlands gebruik.
4. Wat vind je het mooiste Nederlandse woord en waarom?
Dat vond ik een moeilijke vraag, maar ik ga graag naar Nederland en in Rotterdam heb ik het woord “omdenken” leren kennen. Ik heb een klein boek daarover gekocht, maar ik moet toegeven dat ik het principe niet zo goed ken, dus ik kan me niet persoonlijk uitspreken dat ik “een volger van het omdenk-principe ben”, maar het woord zelf vind ik leuk. Je hebt “nadenken” – dus denken na iets – maar omdenken is een beetje daarrond. Dat is het beeld dat ik heb en dat vind ik leuk. Door rond te kijken, kun je een probleem anders aanpakken en met een creatieve oplossing komen. Ik vecht vaak tegen stereotypes of clichés, ook tussen Vlamingen en Franstaligen, en als je daar een andere invalshoek neemt om problematiek te analyseren – omdenken, denk ik – dan kun je meer perspectief zien en dan kun je misschien de ander beter begrijpen. Zo kun je de realiteit meer beschouwen als een geheel.
5. Wat vind je de mooiste/interessantste Nederlandse tekst en waarom?
In Antwerpen heeft de stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen de Vertelboom gelanceerd, gesitueerd in het Paleis op de Meir in Antwerpen. De titel is “De Vertelboom en de 10 takken van verwondering”, in het Frans “l’Arbre à Palabres”. Als je het ziet, is het een boom – dat is keimooi – maar het zijn eigenlijk gewoon gedichten. Verschillende auteurs hebben eraan meegewerkt, waaronder inburgerende anderstaligen. Het project werd trouwens gemaakt in samenwerking met Het Huis Van Het Nederlands.
Wat ik ook echt supermooi vond, is dat de wortels van de boom ook woorden zijn. Er zijn een paar kleine zinnen die ik leuk vond, bijvoorbeeld “laat ons dan praten”. Gewoon de dialoog met elkaar. Ik heb de indruk dat het ook de manier is om een discussie op gang te brengen door een mooie boom die met woorden versierd is.
Nederlands internationaal
De Taalunie wil de rol en meerwaarde van het Nederlands internationaal zichtbaar maken en beter benutten door het onderwijs, onderzoek en gebruik van de Nederlandse taal en Nederlandstalige cultuur te versterken en door internationale netwerken rond Nederlands verder uit te bouwen en met elkaar te verbinden. Studenten, docenten en onderwijsinstellingen, die buiten het taalgebied actief met het Nederlands bezig zijn, ontvangen verschillende vormen van steun. Verdere duurzame relaties komen er bijvoorbeeld door de juiste partners met elkaar in contact te brengen, door financiële ondersteuning van netwerken, gastdocenten, gastschrijvers, conferenties en projecten, maar ook door het toegankelijk maken van deskundigheidsbevordering, cursussen, toetsingsmogelijkheden en informatie over leermiddelen.
Meer informatie over het belang van het Nederlands internationaal.