Wat is een historisch woordenboek?
Woordenboeken heb je in verschillende vormen en maten. Allemaal dekken ze net op een andere manier de woordenschat van een taal. Algemene woordenboeken proberen bijvoorbeeld het geheel van de algemeen gebruikelijke woordenschat te omvatten. Gespecialiseerde woordenboeken daarentegen beschrijven juist de woorden die bij een specifiek onderwerp horen, zoals de wet of wielrennen. De meeste van deze woordenboeken geven de situatie weer in de tijd dat ze worden gepubliceerd. Historische woordenboeken gaan echter niet over de taal van nu, maar over die van vroeger. Ze geven de betekenis van woorden en uitdrukkingen in een vroegere taalfase, en soms ook de ontwikkeling door de tijd heen.
Welke historische woordenboeken zijn er?
Voor het Nederlands bestaan historische woordenboeken voor verschillende taalfasen. Het Oudnederlands Woordenboek (ONW) beschrijft de woordenschat van het Nederlands tot 1200, het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW) de periode van 1200 tot 1300, en het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW) van ongeveer 1250 tot 1550. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal beschrijft alle woorden van na 1500 tot aan 1976. Omdat daar maar liefst 150 jaar aan is gewerkt (van 1851 tot 2001), verschilt het per woord wanneer de betekenis precies is omschreven. Voor het Fries is er het Wurdboek fan de Fryske taal / Woordenboek der Friese taal (WFT), dat het Fries van 1800 tot en met 1975 beschrijft.
Hoe zijn de historische woordenboeken opgebouwd?
De historische woordenboeken van het Nederlands en Fries zijn allemaal op dezelfde manier opgebouwd. Bij ieder trefwoord staat een schat aan informatie. Als we het trefwoord papegaai in het WNT nemen, dan zie je allereerst grammaticale informatie (woordsoort, geslacht, meervoud) en vervolgens de vormen van het woord in vroegere periodes (zoals papegoy) en informatie over de herkomst ervan (het komt via het Oudfrans van het Arabische babagâ). Daarna staan de verschillende betekenissen van het woord genoemd, waarbij de oudste betekenis bovenaan staat. Papegaai heeft vier hoofdbetekenissen, die soms weer subbetekenissen hebben. Ten slotte staan er afgeleide woorden en samenstellingen met het trefwoord. In dit geval zijn dat er een stuk of dertig, waaronder papegaaigroen en papegaaien. Bijna overal staat er minstens één citaat. Zo kun je altijd zien wanneer en hoe een woord gebruikt werd in context.
Wat kun je ermee?
In historische woordenboeken kun je opzoeken wat de betekenis is van woorden in een bepaalde periode. Dat is op minstens drie manieren handig. Ten eerste kan het zijn dat een woord tegenwoordig niet meer in een woordenboek staat, omdat het niet meer voorkomt in ons huidige taalgebruik. Als je zo’n woord in een oude tekst tegenkomt, kun je er daardoor via een modern woordenboek niet achter komen wat het betekent. Probeer de woorden kaafvager, olfendshaar of zubro maar eens in Van Dale op te zoeken! Historische woordenboeken zijn ook nuttig wanneer de betekenis van een woord door de tijd heen is veranderd. Leuk water was bijvoorbeeld ‘lauw’ water. In deze gevallen kan een modern woordenboek je op een verkeerd spoor zetten. Ten slotte kan je er via een historisch woordenboek soms achter komen hoe oud een bepaalde betekenis is. Wist je bijvoorbeeld dat de figuurlijke betekenis van letterlijk al in de negentiende eeuw voorkwam? De Vlaamse schrijver Hendrik Conscience schreef in 1869 in één van zijn boeken “zij hing letterlijk aan de lippen van het kind”.
Meer weten?
De historische woordenboeken van het Nederlands en het Fries zijn te vinden op deze INT-website. Hier staat een korte kennisclip die uitlegt hoe je eenvoudig kunt zoeken. In dit webinar wordt op de zoekmogelijkheden en op verschillende manieren om de woordenboeken te gebruiken bij het beantwoorden van taalvragen.
Digitale taalinfrastructuur
Het Nederlands beschikt over vele digitale taalbronnen. Dat zijn corpora van gesproken en geschreven taal, digitale woordenlijsten en woordenboeken, lexica, frequentielijsten, databases en terminologieverzamelingen. De Taalunie draagt bij aan de totstandkoming van veel digitale taalbronnen voor het Nederlands. Bijvoorbeeld door financiële ondersteuning te bieden of door samen te werken met het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT), andere partners, onderzoekers, professionals en bedrijven. Daarbij wordt bekeken hoe de beschikbare infrastructuur ingezet kan worden in relevante domeinen zoals onderwijs en zorg, en of er uitbreidingen noodzakelijk zijn. De Taalunie stimuleert onderzoekers, bedrijven en organisaties om de taalbronnen ook daadwerkelijk te gebruiken in allerlei toepassingen voor het Nederlands.