20 dec 2022

Beleidssecretaris Maarten Vidal neemt na zes jaar afscheid van de Taalunie

Interview

Om de vier of vijf jaar gaat bij de Taalunie een nieuwe beleidssecretaris aan de slag. Traditioneel is dit een Nederlander als de algemeen secretaris een Vlaming is, en omgekeerd. Leuvenaar Maarten Vidal zette zijn werk voor de organisatie iets langer voort maar vertrekt nu, na zes jaar, bij de Taalunie. In dit interview vertelt hij over de rol van de beleidssecretaris en de ijkpunten in de periode dat hij deze invulde.

De Taalunie ontwikkelt en stimuleert beleid voor het Nederlands in meerdere landen: in Nederland, Vlaanderen en waar dat kan ook Suriname. Ze is daarmee een internationale gouvernementele organisatie, en dat heeft gevolgen voor de werking. De organisatie werkt heel anders dan bijvoorbeeld een vereniging, genootschap of belangengroep die zich voor een bepaald doel inzet, want er is aansturing vanuit de overheid, en ook nog eens vanuit verschillende overheden. Om het contact en de samenwerking tussen die verschillende spelers goed te laten verlopen, is de rol van de beleidssecretaris cruciaal.

Wat houdt de functie van beleidssecretaris bij de Taalunie precies in?

“De beleidssecretaris staat in contact met de aansturende ministeries van de Taalunie; in Nederland is dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en aan Vlaamse kant zijn het de departementen van respectievelijk Onderwijs & Vorming en Cultuur, Jeugd en Media. In feite is de Taalunie een verlengstuk van de Nederlandse en Vlaamse overheden, om hun gezamenlijke beleid voor het Nederlands op te pakken. Het is belangrijk dat dat beleid ook aansluit bij het beleid van de Nederlandse en Vlaamse overheid zelf; de beleidssecretaris houdt dat mee in het oog en is de schakel tussen alle spelers, en ondersteunt daarmee de algemeen secretaris. Om de samenwerking en het contact goed te laten verlopen, bereid je als beleidssecretaris een reeks gestructureerde overleggen voor die toewerken naar de twee jaarlijkse vergaderingen van het Comité van Ministers, waar de besluiten worden genomen. Daarnaast overleg je gedurende het jaar op medewerkersniveau met de departementen.”

En wat is de rol van de beleidssecretaris binnen het Algemeen Secretariaat?

“De beleidsmedewerkers van het Algemeen Secretariaat bereiden het beleid van de Taalunie vanuit hun expertise mee voor en voeren het na de besluitvorming door de ministers uit. De beleidssecretaris houdt binnen het team van beleidscollega’s het overzicht, toetst de plannen aan het gezamenlijke beleid én zorgt voor afstemmening met het Nederlandse en het Vlaamse beleid. De beleidssecretaris moet kortom van alles iets weten. Van sommige onderwerpen weet je natuurlijk net iets meer en soms ben je er inhoudelijk ook actiever bij betrokken, bijvoorbeeld als het gaat om thema’s die bij de ministers hoog op de agenda staan.”

Hoe ben je beleidssecretaris geworden?

“Ik ben als beleidssecretaris begonnen toen de Nederlander Hans Bennis algemeen secretaris werd. Het idee was niet alleen dat de beleidssecretaris een Vlaming zou zijn, maar ook iemand vanuit de overheid. Ik kom van het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken van de Vlaamse overheid, en ben van daaruit gedetacheerd voor een paar jaar. Toen Hans Bennis wegging, ben ik toch nog gebleven omdat er niet direct opvolging was – en toen kwam ook nog corona. Uiteindelijk ben ik nog bijna drie jaar naast de huidige algemeen secretaris, Kris Van de Poel, bij de Taalunie blijven werken.”

Wat sprak je aan in de functie?

“Vanuit mijn baan in Vlaanderen heb ik mijn interesse en ervaring in internationale samenwerking, over grenzen heen, meegenomen. Ik kon dit in de eerste plaats natuurlijk benutten voor de Nederlands-Vlaamse overheidscontacten. Maar met deze achtergrond was het ook mogelijk om mijn functie wat te verbreden en een extra invulling te geven door me in te zetten voor twee andere gebieden waarmee de Taalunie intens samenwerkt: Suriname en Zuid-Afrika. Ik heb, in samenwerking met collega’s uiteraard, het meerjarenbeleidsplan van de Taalunie vertaald naar werkplannen voor die twee gebieden om ervoor te zorgen dat alle dingen die we daar doen voor het Nederlands een geheel vormen én passen binnen het bredere beleid. Hier kijk ik met veel plezier en voldoening op terug.”

Van opleiding ben je jurist. Kwam die achtergrond ook van pas als beleidssecretaris?

“Niet heel specifiek, het belangrijkste was toch wel mijn ervaring op politiek vlak bij Buitenlandse Zaken. Maar mijn juridische blik en achtergrond waren zeker ook nuttig. Voor het Comité van Ministers had ik denk ik het voordeel dat ik goed duidelijk kon maken waarom bepaalde beslissingen nodig waren om ergens verder mee te komen. En mijn ervaring met zorgvuldig en precies formuleren was voor de verschillende stappen in besluitvormingen – denk ik – ook prettig en functioneel.”

Wat was het belangrijkste ijkpunt in jouw periode als beleidssecretaris?

“Dat was zonder meer de visitatie. Die heeft ervoor gezorgd dat bepaalde zaken weer in vraag werden gesteld, en dat heeft vervolgens belangrijke veranderingen in de samenwerking met onze ministeries in gang gezet. Zo maken we nu een verschil tussen beleidsmatige aansturing vanuit de ministeries en organisatorische aansturing. Van begin 2021 tot nu zijn we heel intens en zorgvuldig met dit traject bezig geweest. We hebben er hard voor gewerkt om de Taalunie als organisatie anders vorm te geven en de betrokkenheid van de ministeries te versterken. Heel belangrijk, goed en positief voor de toekomst.”

Wat was je interessantste ervaring bij de Taalunie? 

“Dat waren eigenlijk twee ervaringen: twee bezoeken aan Suriname, met twee verschillende algemeen secretarissen. Het is belangrijk voor de Taalunie om te zien hoe de praktijk daar is. Tijdens het eerste bezoek zag ik hoe op een school in het diepe binnenland van Suriname in het Nederlands werd lesgegeven aan leerlingen die thuis een andere taal spreken, een heel bijzondere situatie. Tijdens het tweede bezoek, in oktober van dit jaar, kwamen we in aanraking met de nieuwe politieke situatie in Suriname. We hadden nu veel directer contact met het beleid en we konden tijdens ons bezoek goed overleggen met de minister, het ministerie en de Nationale Taalraad van Suriname. Suriname is geassocieerd lid van de Taalunie en sluit aan bij het Taalunie-beleid waar dat voor beide mogelijk en nuttig is. Daarvoor is het nodig dat je met elkaar van gedachten wisselt en beslissingen neemt, en dat hebben we nu goed kunnen doen. We hadden al een visie uitgewerkt in het kader van het werkplan, maar nu konden we zorgen voor een duidelijkere en betere aansluiting bij de praktijk. Bovendien konden we uitgebreid ingaan op alles wat de Taalunie heeft en doet, om te weten waarbij Suriname eventueel verder nog kan aansluiten.”

“Een derde algemene ervaring die ik nog wil benoemen, is dat ik de kans heb gekregen om vrijwel het hele Nederlandse taalgebied te ontdekken - van Groningen tot Nijmegen, Leeuwarden, Maastricht en Gent. Ik had daar contacten met diverse relevante instanties op heel verschillende locaties – dat neem je wel mee.”

Ga je het werk bij de Taalunie erg missen?

“Deels wel, maar terug bij Buitenlandse zaken in Vlaanderen lijkt mijn werk eigenlijk best veel op wat ik bij de Taalunie heb gedaan. Het zijn andere onderwerpen, maar ook daar ga ik me bezighouden met ‘grensoverschrijdende samenwerking’ tussen Nederland en Vlaanderen: samenwerking rond typische problemen die veroorzaakt worden door de grens, waarbij je te maken krijgt met verschillen in beleid en regelgeving. Bijvoorbeeld als het gaat om het thema stikstof, zijn er heel veel mensen aan zet: lokale en provinciale overheden, verschillende beroepsgroepen, enzovoort. Net als bij de Taalunie hebben Nederland en Vlaanderen een gezamenlijke ambitie om die problemen weg te werken en te kijken wat mogelijke oplossingen zijn, wat we gezamenlijk kunnen doen. Dit loopt alleen niet via een aparte organisatie, maar via direct contact tussen het Vlaams en Nederlands departement en met het brede veld.”

“Taal als inhoudelijk thema zal ik wel gaan missen, maar buiten het werk kan ik me er natuurlijk wel mee bezighouden. Ik ga overigens ook werken rond Noord-Frankrijk, waar onderwijs Nederlands als buurtaal wordt gegeven. Via dat onderwerp zal ik ongetwijfeld nog wel met de Taalunie in aanraking komen. En wellicht zullen collega’s ook voor de internationale neerlandistiek wel bij mij komen aankloppen. Ik bracht ervaring mee naar de Taalunie, maar ik breng nu ook ervaring mee terug. Voor mijn eigen werk vooral wat betreft Nederlands-Vlaamse samenwerking, maar daarnaast kan ik collega’s helpen die met vragen zitten over het onderwijs Nederlands wereldwijd. Voor de Vlaamse vertegenwoordigers in het buitenland is dat een belangrijk onderwerp. Ik verlies de Taalunie dus zeker niet uit het oog, ook al ga ik aan de slag met nieuwe uitdagingen buiten de organisatie.”

Het afscheid van Maarten Vidal betekent dat de Taalunie het jaar 2023 ingaat met een nieuwe beleidssecretaris. Welkom en veel succes in deze functie, Solveigh Bijkerk!