Geëmigreerde Nederlandstaligen proberen hun moedertaal bij te houden via boeken, tv-programma’s en culturele activiteiten, maar het is buiten een Nederlandstalige omgeving lastig om alle kennis van het Nederlands te behouden. Hoe goed is bijvoorbeeld hun kennis van vaste uitdrukkingen, zoals veel voeten in de aarde hebben, tussen twee vuren zitten en koek en ei zijn?
Onderzoek heeft aangetoond dat emigratie en de vaak daarmee samenhangende verminderde blootstelling aan de moedertaal kunnen leiden tot verminderde kennis en zelfs verlies van die moedertaal of onderdelen daarvan bij emigranten. Voor het Nederlands was dit onderzoek tot nu toe vooral gebaseerd op gegevens van Nederlandstalige emigranten die in de twintigste eeuw emigreerden naar landen als de Verenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en Brazilië. Een constant gegeven uit dit onderzoek was dat emigranten hun moedertaal terzijde schoven en zich concentreerden op het leren van hun nieuwe, tweede taal in het land van aankomst. Dit was na 1950 het taalbeleid van zowel het land van herkomst als het land van aankomst, gebaseerd op het idee dat het leren van de taal van het land van aankomst het beste zou zijn voor hun toekomst.
In de eenentwintigste eeuw is de situatie in veel opzichten veranderd. Nederlandse burgers emigreren naar veel meer verschillende landen, voor redenen die niet alleen economisch zijn en na een aantal jaren keren ze vaak terug naar het land van herkomst. Bovendien denken we nu anders over meertaligheid en het koesteren van de moedertaal wordt niet meer gezien als bedreigend voor het aanleren van een tweede taal.
Vertrokken Nederlands
Uit het project Vertrokken Nederlands, dat Nicoline van der Sijs met steun van de Taalunie uitvoerde, is gebleken dat geëmigreerde Nederlandstaligen nog veelvuldig gebruikmaken van het Nederlands in hun dagelijks leven en dat ze hun best doen om hun moedertaal bij te houden via boeken, tv-programma’s en culturele activiteiten. In het kader van Vertrokken Nederlands heeft Nicoline van der Sijs ook gepeild in hoeverre emigranten vaste uitdrukkingen kennen, zoals veel voeten in de aarde hebben, tussen twee vuren zitten en koek en ei zijn. Dergelijke uitdrukkingen, ook bekend als idiomen, zijn bijzonder interessant omdat ze vaak diep verankerd zijn in de cultuur van het land van herkomst. Hun betekenis is echter niet eenvoudig af te leiden of te raden uit de verschillende delen en ze worden door kinderen ook op relatief late leeftijd geleerd. Je zou dus verwachten dat emigranten de betekenis van dergelijke uitdrukkingen vaak niet meer kennen als ze niet meer in een Nederlandstalige omgeving verkeren.
Toetsen kennis van Nederlandse uitdrukkingen
Om te onderzoeken of die verwachting uitkomt, hebben we de kennis van idiomatische uitdrukkingen bij emigranten gemeten via een toets die ontwikkeld werd in het NWO-project ISLA en die eerder via Taalunie:Bericht beschikbaar werd gesteld. In totaal hebben 503 Nederlandse emigranten van alle leeftijden meegedaan aan de toets. In een vervolgonderzoek is de kennis van vaste uitdrukkingen bij emigranten vergeleken met die van niet-emigranten om zo te achterhalen hoe emigratie en een verminderde blootstelling aan het Nederlands van invloed zijn op de kennis van Nederlandse idiomen.
Tegen onze verwachting in bleken emigranten meer uitdrukkingen te kennen dan de niet-emigranten, maar we zagen wel dat binnen de groep emigranten de idioomkennis verslechterde naarmate ze langer geleden naar het buitenland waren geëmigreerd. Een mogelijke verklaring voor het verschil in idioomkennis tussen de twee groepen leek de gemiddelde leeftijd van emigranten (55 jaar) en niet-emigranten (20 jaar) te zijn. Uit eerder onderzoek is bekend dat idioomkennis nog niet volledig ontwikkeld is bij twintigjarigen. De emigranten kenden wellicht dus meer uitdrukkingen dan de jongere groep van niet-emigranten omdat ze gemiddeld genomen 35 jaar ouder waren.
De rol van leeftijd
Om de rol van leeftijd verder te onderzoeken werd een nieuwe groep niet-emigranten gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek, namelijk niet-emigranten die in leeftijd vergelijkbaar waren met de groep emigranten. Deze 137 niet-emigranten, geworven via Taalunie:Bericht en de Onze Taal-nieuwsbrief Taalpost, waren gemiddeld genomen 60 jaar. De idioomkennis van deze groep niet-emigranten bleek beter te zijn dan de idioomkennis van de emigranten. Het verschil tussen de twee groepen was echter niet groot en de gemiddelde idioomkennis van emigranten was erg goed.
Deze resultaten laten zien dat emigratie niet per se leidt tot een verminderde idioomkennis. Als emigranten veel blootgesteld worden aan het Nederlands en de taal zelf ook regelmatig gebruiken, dan vergeten ze hun Nederlandse uitdrukkingen niet. Met andere woorden, ze vliegen niet uit de bocht.
mijnNederlands
Emigranten lieten binnen het project Vertrokken Nederlands weten dat ze graag geïnformeerd blijven over de Nederlandse taal en cultuur en hun kinderen hierover ook informatie willen geven. Daarom gaat de Taalunie binnen de website mijnNederlands speciaal voor deze groep een aparte afdeling inrichten, die binnenkort gelanceerd wordt.
Hoe staat het met uw idioomkennis?
Welke uitdrukkingen kent u? Doe nu mee aan de idioomtoets om een indruk te krijgen van uw idioomkennis en om een bijdrage te leveren aan lopend wetenschappelijk onderzoek.