12 okt 2021

Staat van het Nederlands 2021

Het gaat goed met het Nederlands in het sociaal verkeer, op sociale media en op het werk, maar in het hoger onderwijs moet het Nederlands blijvend worden ondersteund en het gebruik van dialecten en regionale talen verdient verdere aandacht.

Dat zijn al enkele conclusies die de Taalunie trekt uit het onderzoek naar de Staat van het Nederlands in 2020. Het onderzoek vindt plaats in opdracht van de Taalunie en wordt tweejaarlijks uitgevoerd door het Meertens Instituut in Nederland, de Universiteit Gent in België en het Instituut voor de Opleiding van Leraren en de Anton de Kom Universiteit van Suriname.  

Het onderzoek richt zich op welke talen en variëteiten Nederlandstaligen gebruiken en met wie en wanneer. En dat levert enkele opvallende resultaten op:  

In Nederland, Vlaanderen en Suriname gebruiken niet-moedertaalsprekers vaker altijd Nederlands met hun kinderen dan met andere familieleden en nog vaker buitenshuis dan binnenskamers.  

Op het werk wordt in Nederland en Vlaanderen vaker altijd Nederlands gebruikt in de interne dan in de externe communicatie, maar in Suriname nog net iets meer in de externe dan in de interne. 

In het hoger onderwijs wordt in Nederland het meest Engels naast of in de plaats van Nederlands gebruikt, al lijkt het er wel enigszins te stagneren terwijl het in Vlaanderen verder toeneemt. 

In het sociaal verkeer worden dialecten en regionale talen nog vaker gebruikt in Vlaanderen dan in Nederland, maar op sociale media en het werk komen ze in beide gebieden minder aan bod.  

In Nederland en Vlaanderen worden dialecten en regionale talen nog meer gebruikt op Facebook dan op Twitter, terwijl er op Twitter meer voor altijd Engels wordt gekozen dan op Facebook. 

Met het onderzoek blijft de Taalunie op de hoogte van ontwikkelingen in het gebruik van Nederlands in belangrijke maatschappelijke domeinen. Op basis hiervan kan ze waar dat nodig en nuttig is nieuw beleid ontwikkelen om het gebruik van Nederlands in deze domeinen verder te ondersteunen. 

Voor verdere vragen over de onderzoeksresultaten kunt u contact opnemen met: 

Frans Hinskens voor Nederland; 
Johan De Caluwe voor Vlaanderen en Brussel; 
Sita Doerga Misier voor Suriname. 

Voor verdere vragen over de beleidsbevindingen van de Taalunie kunt u contact opnemen met Kris Van de Poel en Marc Paredis.