25 mrt 2021

Drie nieuwe leden voor de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren

Op vrijdag 19 maart heeft de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren drie nieuwe leden mogen verwelkomen. Hieronder stellen we ze graag aan u voor. De Raad bestaat uit deskundigen en prominente taalgebruikers en adviseert het Comité van Ministers van de Taalunie over het te voeren beleid.
Rik Vosters
Rik Vosters

1. Wat is jouw functie?

Rik Vosters: Ik doceer Nederlandse taalkunde en historische sociolinguïstiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Momenteel ben ik daar ook voorzitter van het department Linguistics and Literary Studies, dat onder andere de opleidingen Taal- en Letterkunde en Toegepaste Taalkunde verenigt. Daarnaast ben ik ook coredacteur van het Journal of Historical Sociolinguistics, een vaktijdschrift in mijn studiegebied, en ben ik actief als lid van de kerngroep van het Vlaams Talenplatform.  

Harold Polis: Ik ben essayist, en freelance uitgever en curator.

Matthias Hüning: Hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Freie Universität Berlin.

Foto: Koen Broos
Harold Polis
Harold Polis
Matthias Hüning
Matthias Hüning

2. Waarom vind je het belangrijk om je in te zetten voor de Raad / de Taalunie?

Rik Vosters: Het werk van de Taalunie is belangrijk op allerlei terreinen. Maar de ondersteuning die ze biedt voor de studie van het Nederlands, op alle niveaus, zowel binnen als buiten het taalgebied, is volgens mijn cruciaal. Het belang van moedertaal en vreemde talen, al van kindsbeen af, mag niet worden onderschat: dat erkent iedereen, maar toch boeren we vrolijk achteruit. In een tijd waarin talenstudies met een imagoprobleem en dalende instroom kampen, moet de Taalunie mee haar schouders zetten onder een grote relance. Daar staan gelukkig ook heel wat mooie plannen voor in de steigers, want de wereld heeft nood aan goed opgeleide taalexperten met een scherpe pen, een kritische geest en zin voor nuance.

Harold Polis: Al heel mijn leven zet ik me in voor de Nederlandse taal en de Nederlandstalige cultuur. Ik vind dat ik voldoende ervaring heb om mijn bescheiden bijdrage te leveren aan het algemeen belang. Daarom heb ik ook zelf gesolliciteerd voor de Raad. Als uitgever van algemene boeken heb ik altijd in een commerciële omgeving gewerkt. Daardoor besef ik heel goed dat taal- en leesvaardigheid, en de leescultuur in het algemeen, helemaal niet vanzelf ontstaan. Ik vind dat we er vandaag alles aan moeten doen om de neerlandistiek te bevorderen en de basistaalvaardigheid weer zo breed mogelijk te verbeteren.

Matthias Hüning: De Nederlandse Taalunie is een unieke instelling die voor de neerlandistiek buiten het Nederlandse taalgebied van enorm belang is. Omdat de Raad een adviserende functie heeft met betrekking tot het beleid van de Taalunie lijkt het me essentieel dat de internationale neerlandistiek vertegenwoordigd is in dit adviesorgaan. Ik hoop dat ik mijn expertise op het gebied van de neerlandistiek en van de taalkunde op een zinvolle manier kan inbrengen om de Taalunie te ondersteunen in haar werk. Bovendien kan de kijk van buiten, denk ik, nog weer andere, nieuwe en soms ook verrassende perspectieven opleveren.

3. Waarom is het Nederlands belangrijk voor jou en voor de sector waarin je werkt?

Rik Vosters: Aan de universiteit is een doorgedreven beheersing van het Nederlands van enorm belang, niet enkel voor de neerlandici aan wie ik doceer, maar voor alle studenten. Een goede beheersing van de taal is de basis voor een goed begrip van de materie. Maar tegelijkertijd mogen we dat Nederlands niet verengen tot een artificieel standaardtaalideaal dat mensen associëren met opgeheven vingertjes en de geur van mottenballen. Vertrekken vanuit de (meer)talige repertoires van jongeren als opstap naar meer is cruciaal: een flinke dosis ‘goesting’ in taal in al haar rijkdom en verschijningsvormen moet als fundament voor verrijking en verdieping zorgen. 

Harold Polis: Het Nederlands is mijn moedertaal. Het is ook de grondstof van al wat ik onderneem. Als de basistaalvaardigheid verslapt of achteruitgaat, dan heeft dat een rechtstreeks gevolg voor alle geledingen van de leescultuur, van het onderwijs tot de media. Bovendien is het in een complexe samenleving van cruciaal belang om elkaar zo goed mogelijk te begrijpen. Dat doen we in de eerste plaats dankzij het Nederlands, de taal die ons cultureel kan verbinden met elkaar.

Matthias Hüning: Ik sluit me graag aan bij mijn voorganger in de Raad, Ralf Grüttemeier, die een paar jaar geleden op deze vraag antwoordde: Als neerlandicus in Duitsland is het Nederlands mijn sector! En als taalkundige voeg ik daaraan toe dat een grondige bestudering van de (historische) overeenkomsten en de verschillen tussen twee dermate nauw verwante talen als het Nederlands en het Duits ons veel inzichten oplevert over het functioneren van de beide talen en ook van taal in het algemeen.

4. Wat is voor jou het mooiste woord in het Nederlands en waarom?

Rik Vosters: Geen één woord, maar een categorie woorden. Ik ben een enorme fan van volksetymologie: nieuwvormingen die ontstaan doordat taalgebruikers de herkomst van de woorden niet meer doorzien en er zelf — foutief maar plausibel — bestaande woorden in gaan herkennen. Neem nu ’scheurbuik’. De naam voor die aandoening was in het Middelnederlands ‘schorbuck', dat eigenlijk op het Scandinavische ‘skyrbjúgr’ teruggaat. We herkennen daar ‘skyr' in, dat vandaag de dag nog steeds een bekend soort kwark uit IJsland is, en ‘bjúgr’ wijst op een ontstekingsgezwel. De Scandinaven dachten dus dat het een ontstekingsziekte was die je kreeg door te veel ’skyr’ te eten, zoals zeelieden destijds deden. Maar al heel vroeg werd dat ‘schorbuck' in het Nederlands door volksetymologie gezien als ’scheurbuik’, omdat men er de woorden ’scheur’ en ‘buik’ in meende te herkennen. Dialectisch is het plaatje nog mooier, want dan kom je zelf ’scheurbot’ of ’scheurbek’ tegen. Kinderen zijn in hun zoektocht naar betekenis trouwens ook heel vlijtige volksetymologen. Onlangs kwam mijn zoontje Oscar (4) met ‘handboeven’ op de proppen, en in de lente was hij gefascineerd door de bijen in de tuin die ’snuifmeel’ verzamelden. Prachtig, toch! 

Harold Polis: Wijsbegeerte vind ik een heel mooi woord, ook omdat het verzonnen is door Simon Stevin, een Brugse natuurkundige uit de zestiende eeuw. Stevin begreep het belang van de taal bij het beoefenen van wetenschap. En hij vond dat het Nederlands uitermate geschikt was voor kennisoverdracht. Daarom verzon hij een waslijst Nederlandse varianten van Latijnse termen. Stevin zou ook de suprematie van het Engels vandaag met groot plezier te lijf gaan.

Mathias Hüning: Dat is natuurlijk flierefluiten. Een prachtig woord met die voorklinkers en met die alliteratie. Voor mij heeft het woord iets positiefs, iets lichts, net als de bezigheid die het beschrijft. Ik zie dat dan helemaal voor me hoe iemand loopt te flierefluiten op een mooie lentedag, zonder echt doel, gewoon zorgeloos genieten van de zon en van het leven.

Meer informatie over de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren

De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren adviseert het Comité van Ministers over het beleid van de Taalunie. De Raad kan adviezen uitbrengen op verzoek van het Comité of op eigen initiatief. Voor de invulling van deze functies heeft de Taalunie nadrukkelijk gezocht naar een brede vertegenwoordiging uit de maatschappij en het bedrijfsleven, naast de meer traditionele vertegenwoordiging van onderwijs, wetenschap, letteren en cultuur. De leden van de Raad zijn benoemd voor een periode van drie jaar. Voor meer informatie, zie de website van de Taalunie.