Er is in ieder geval nog het boek. De vakgroep Dutch and Flemish Studies aan de University of Michigan wilde het eigen vijftigjarig jubileum vieren met een speciaal semester. Er stonden voor komend najaar drie evenementen gepland met in totaal zes sprekers. Het coronavirus dwong Annemarie Toebosch, directeur van de vakgroep, tot uitstel met een semester. Mogelijk zelfs meer. 'Daarom ben ik zo blij dat we een boek hebben gemaakt. Is er toch iets,' verzucht ze.
Dutch is Beautiful: Fifty Years of Dutch and Flemish Studies at the University of Michigan is opgezet rond een lezing die Ton Broos – Toebosch' voorganger – gaf over de eerste taal- en cultuurcursussen Nederlands, de hoogte- en dieptepunten van de vakgroep in Ann Arbor en de mogelijkheden voor de toekomst. Zijn verhaal is aangevuld met getuigenissen van alumni, publicatielijsten en enkele overzichten, zoals die van 18 gastschrijvers die de universiteit tussen 1981 (Bert Schierbeek) en 2005 (Henk van Woerden) ontving.
In de afgelopen halve eeuw, zo leert het boek, groeide vanuit de toevallige behoefte van één graduate student om Nederlandse taal te doceren gestaag een volwaardig academisch centrum. Het biedt een vier semesters durende intensieve taalcursus van vier uur per week en daarnaast een breed spectrum aan cultuurcursussen, waaronder een in 1993 opgezette en sindsdien steeds populairdere cursus rond Anne Frank – tegenwoordig 'Anne Frank in Context' geheten – die zich richt op sociale rechtvaardigheid en mensenrechten.
Extra docent
Er is dan ook echt iets te vieren. De vakgroep trekt, zeker sinds Toebosch in 2012 aan het hoofd kwam te staan, veel meer belangstelling: van zo'n zeventig inschrijvingen per jaar destijds tot ongeveer honderdnegentig nu. De vakgroep kon daardoor uitbreiden. Het afgelopen studiejaar trad een medewerker uit Vlaanderen in dienst via Fullbright België, die onder meer een reeks cultuurcolleges over Vlaamse onderwerpen geeft. Er staan nu vier mensen op de loonlijst, waaronder twee graduate studenten.
'Het voortbestaan van de vakgroep heeft, afgezien van een enkele moeilijke periode, in de afgelopen vijftig jaar nooit echt ter discussie gestaan', zegt Toebosch. 'Niet vanwege de afstammelingen van Nederlandse immigranten in Michigan. Die wonen vooral in het Westen van de staat, op zo'n twee uur rijden van hier. Al heb je altijd wel een student met zo'n achtergrond. Dankzij de groei behoort Dutch and Flemish Studies nu tot de middenmoot. Al geldt de taal nog altijd als wat ze hier een LCTL noemen: een Less Commonly Taught Language.'
Geen doel, maar instrument
Het geheim van het succes is de aansluiting die de vakgroep heeft gevonden bij bredere doelen die studenten zich voor hun studie stellen. 'Dat vereist een andere manier van denken. Je moet niet uitgaan van de vraag: wat is interessant aan Nederlands? Maar: hoe kunnen je studenten iets leren over de wereld? De studie Nederlands is daarbij geen doel op zich meer, maar een instrument om bijvoorbeeld iets te leren over sociale rechtvaardigheid door de bril van een andere cultuur dan hun eigen.'
Een thema als dekolonisatie, dat Toebosch nauw aan het hart gaat, is bij uitstek geschikt voor een dergelijke aanpak. Het past bij Nederland met zijn koloniale verleden en zijn debatten over tolerantie en multiculturalisme van de afgelopen decennia. En: het sluit aan bij thema's die in Amerika, en zeker ook bij studenten in Ann Arbor, erg leven. 'Studenten leren zo niet alleen over een ander land en cultuur, maar via die andere manier van kijken ook iets over zichzelf. Ze krijgen een extra perspectief op de koloniale geschiedenis van Amerika.'
Mond-tot-mondreclame
Om dit uitgangspunt te laten slagen zocht Toebosch samenwerking. Op verschillende manieren. In de eerste plaats met andere studies die vergelijkbare thema's aan de orde stellen. Zo wordt Anne Frank in Context georganiseerd met Judaic Studies. Ook zocht Toebosch contact met kleinere gemeenschappen binnen de enorme campus. Bijvoorbeeld: de atleten of de deelnemers van het Michigan Community Scholars Program. Dat zijn groepen waarvan de leden elkaar erg goed kennen omdat ze doorgaans samenwonen.
'De studenten moeten allerlei vakken verplicht volgen', licht ze toe. 'Ze moeten bijvoorbeeld een cursus over race and etnicity volgen. Wij hebben een aantal cursussen die daarvoor meetellen. Als je in beeld bent bij bepaalde universiteitsgemeenschappen vertellen ze aan elkaar door dat die van ons interessant is. En de cultuurcursussen leiden weer naar de taalcursussen. Studenten moeten ook vier semesters een vreemde taal leren. Wie ons al kent, kiest soms voor Nederlands. Weinig studenten kiezen anders uit zichzelf voor Nederlands.'
Academisch activisme
De veranderde aanpak gaat ten koste van een meer traditionele focus op taal, literatuur en cultuur van afdelingen neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Toebosch verbloemt dat niet. 'Als je een curriculum samenstelt moet je keuzes maken. Altijd. Toen ik hoofd van het programma werd, lag het voor de hand dat ik andere dingen ging doen. Ton Broos had een letterkundige achtergrond en richtte zich meer daarop, al heeft hij ook de Anne Frank-cursus opgezet. Ik ben om te beginnen geen neerlandicus, maar taalkundige.'
Haar keuzes passen in de Amerikaanse traditie van academisch activisme. Denk aan het type Noam Chomsky, óók een taalkundige. 'Als studenten, naast de stereotypen van tulpen en kaas, al een beeld van Nederland hebben, is dat van een progressief land. Dat klopt niet. Nederland is ook een racistisch land. Ik wil studenten daar iets over leren, zodat ze met die kennis later misschien elders de wereld gaan veranderen. In Nederland rust een beetje een taboe op zo'n aanpak, maar in Amerika beseft men al lang dat je én wetenschappelijk én activistisch kan zijn.'
Door die persoonlijke achtergrond is het succes aan de University of Michigan niet zomaar te kopiëren door vakgroepen elders in de wereld. Dutch and Flemish Studies in Ann Arbor heeft bovendien het geluk dat Toebosch interesses nauw aansluiten bij de wezenlijke verandering in het denken over haar thema's. 'Ik wil niet zeggen dat dekolonisatie hier niks bijzonders is, maar er wordt al lang les over gegeven. De universiteit heeft een lange geschiedenis in het promoten van diversiteit. Onder de huidige rector is dat versterkt.'
De gemeenschap van neerlandici
Een andere samenwerking die Toebosch koestert, is die met Nederlandse financiers. Aanvankelijk was dat het Nederlandse ministerie van Onderwijs, sinds de oprichting in 1980 is dat de Taalunie. Zonder de basisfinanciering en de aanvullende subsidies voor bijvoorbeeld nascholing en gastdocenten, zou de extra docent niet hebben kunnen starten. 'Niet alleen vanwege de subsidie zelf. Binnen deze universiteit is het moeilijker om befondsing te krijgen, als er niet ook geld van buiten komt. Zo gaan dankzij de bijdrage van de Taalunie hier deuren open.'
Minstens zo belangrijk is de gemeenschap van neerlandici extra muros waartoe Toebosch dankzij de Taalunie behoort. Er is regelmatig contact met de verantwoordelijke beleidsmedewerker. ‘Dat schept een band. Ik heb veel autonomie om mijn programma vorm te geven zoals ik wil. Belangrijk voor mij. Maar door die band weet ik wel wat andere programma's in Amerika en de rest van de wereld inhouden. Dat is ook belangrijk.'