Hiermee versterkt de Taalunie de samenwerking met de eilanden op het gebied van onderwijs in en van het Nederlands, de taalinfrastructuur en talige cultuur. Het Nederlands onder de zon in zes vragen.
1. Wat is nu eigenlijk het Caribisch gebied?
Tot het Caribisch gebied worden in het algemeen de eilanden gerekend gelegen in de Caribische Zee, aangevuld met de Bahama's. Zo horen bijvoorbeeld ook Cuba, Jamaica en Puerto Rico tot het Caribisch gebied. De Verenigde Naties rekenen naast de Caribische eilanden ook Belize, Guyana, Suriname* en Frans Guyana tot de brede Cariben. In dit gebied liggen de voormalige Nederlandse Antillen. Dat zijn: Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden) en Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (bijzondere gemeenten van Nederland).
2. Hoeveel Nederlands wordt daar gesproken?
Het Nederlands is een van de officiële talen op de eilanden, die onder meer wordt gebruikt in het bestuur, het onderwijs en de rechtspraak. Voor de meeste inwoners van de eilanden is het Nederlands echter een vreemde taal.
Het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek bracht in 2014 de taalsituatie in kaart op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. 83,2% van de bewoners spreekt meer dan één taal, 67,7% van hen spreekt Nederlands en voor 12,6% van de bewoners is Nederlands de thuistaal. Papiaments is op Bonaire de meest gesproken thuistaal (63,8%), Engels op Sint-Eustatius (85%) en Saba (93%). Nederlands is voor 15,4% van de bewoners de thuistaal op Bonaire, voor 6% op Saba en voor 0% op Sint-Eustatius.
Ook op Curaçao is het Nederlands een officiële taal (voor 8% van de bewoners de thuistaal), evenals op Aruba (voor 6% de thuistaal) en op Sint-Maarten (4% thuistaal). Op Curaçao en Aruba is Papiaments de meest gesproken thuistaal, op Sint-Maarten Engels.
3. In welke taal wordt er onderwezen?
Het Nederlands heeft op alle eilanden een rol in het onderwijs, maar die verschilt sterk per eiland en per opleidingstype. De rol varieert van instructietaal tot (versterkt) schoolvak of Saba en Sint-Eustatius. Omdat het voor het overgrote deel van de leerlingen een vreemde taal is, stelt dat bijzondere eisen aan de manier waarop (in) het Nederlands wordt lesgegeven. Traditioneel werd veelal lesgegeven met behulp van moedertaalmethodes. Dat is te vergelijken met bijvoorbeeld een situatie waarin Vlaamse en Nederlandse kinderen op school in het Spaans les kregen of Spaanse les kregen met een methode die voor Spaanse kinderen bedoeld is.
Daarom maken de meeste eilanden een overgang van moedertaalonderwijs naar Nederlands als Vreemde Taal (NVT), te vergelijken met hoe in Nederland en Vlaanderen bijvoorbeeld Frans of Spaans wordt onderwezen. Hiervoor is in 2017 met financiële steun van het Nederlandse ministerie van OCW een programma opgezet om het onderwijs Nederlands als vreemde taal in het Caribisch gebied te versterken. De Taalunie heeft veel expertise in NVT-onderwijs, onder meer door het ondersteunen van Nederlands als buurtaal in West-Duitsland, Noord-Frankrijk en Wallonië, en ondersteunt hierin.
4. Wat houdt de nieuwe raamovereenkomst in?
De Raamovereenkomst schetst activiteiten op de terreinen taal, onderwijs, literatuur en lezen en onderzoek. Met de nieuwe raamovereenkomst tussen Curaçao en de Taalunie wordt de bestaande samenwerking voortgezet, onder meer met het universitair Onderwijs Nederlands in Curaçao. Ook de taalinfrastructuur wordt verder uitgebouwd met de opname van Curaçaose Nederlandstalige woorden in het Groene Boekje (en woordenlijst.org) en de ontwikkeling van taalhulpmiddelen.
De overeenkomst zorgt voor een ruimere en bredere samenwerking op het gebied van de Nederlandse taal en taalbeleid. Het doel is om de inwoners van Curaçao zo goed mogelijk gebruik te kunnen laten maken van de taal.
5. Welke Caribische woorden zijn opgenomen in het Groene Boekje?
In de editie van het Groene Boekje van 2015 zijn zo’n 400 woorden uit het Caribisch gebied opgenomen, geselecteerd door een lokale commissie uit een tekstverzameling die het Instituut voor de Nederlandse Taal aanlegde. Zoals: afingisoep (cassavesoep), ayó (groetjes), eilandraad (soort gemeenteraad op de eilanden), hosselen (scharrelen), oppashuis, dushi (zoet), bakamba (blanke Nederlander) en choller (zwerver).
6. Welke samenwerkingsverbanden zijn er voor het Nederlands in het Caribisch gebied?
CARAN is het docentenplatform van neerlandici in het Caribisch gebied. Het heeft tot doel het verder ontwikkelen en versterken van bestaande en nieuwe methodes voor taalverwerving, voor taal(kunde) en literatuuronderwijs. Tot het platform behoren de afdelingen Nederlands uit Suriname, Aruba en Curaçao maar ook andere afdelingen uit de regio, zoals Brazilië, kunnen aansluiten. Tijdens de bijeenkomst in november 2017 was er een vertegenwoordigster uit Guyana, waar ook Nederlands wordt onderwezen op een taalschool.
Het nieuwe Netwerk Nederlands als Vreemde Taal bestaat uit zes Caribische eilanden: Curaçao, Bonaire, Aruba, Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba. Samen gaan ze werken aan het onderwijs Nederlands als Vreemde Taal (NVT). Binnen het netwerk kunnen zij hun kennis en expertise delen.
De werkgroep Caraïbische Letteren maakt deel uit van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden. Doelstelling van de werkgroep is het initiëren en ondersteunen van activiteiten ter bevordering van de Caraïbische letteren in ruime zin (literatuur, cultuur, geschiedenis).
* Suriname, sinds 2004 lid van de Taalunie, laten we in dit artikel verder buiten beschouwing. Het Nederlands is daar de officiële taal; zo’n 70% van de bevolking spreekt dit.
Meer informatie over de raamovereenkomsten leest u in hier.
Meer informatie over het Nederlands in het Caribisch gebied vindt u op de website van de Taalunie.